Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. dwarsliggen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dwarsliggen de neerlandés a inglés

dwarsliggen:

dwarsliggen verbo (lig dwars, ligt dwars, lag dwars, lagen dwars, dwarsgelegen)

  1. dwarsliggen (dwarsbomen; tegenwerken)
    to hinder; to oppose; to thwart; to sabotage; to cross; to stem; to upset; to stop
    • hinder verbo (hinders, hindered, hindering)
    • oppose verbo (opposes, opposed, opposing)
    • thwart verbo (thwarts, thwarted, thwarting)
    • sabotage verbo (sabotages, sabotaged, sabotaging)
    • cross verbo (crosss, crossed, crossing)
    • stem verbo (stems, stemmed, stemming)
    • upset verbo (upsets, upset, upsetting)
    • stop verbo (stops, stopped, stopping)
    to prevent
    – keep from happening or arising; make impossible 1
    • prevent verbo (prevents, prevented, preventing)

Conjugaciones de dwarsliggen:

o.t.t.
  1. lig dwars
  2. ligt dwars
  3. ligt dwars
  4. liggen dwars
  5. liggen dwars
  6. liggen dwars
o.v.t.
  1. lag dwars
  2. lag dwars
  3. lag dwars
  4. lagen dwars
  5. lagen dwars
  6. lagen dwars
v.t.t.
  1. heb dwarsgelegen
  2. hebt dwarsgelegen
  3. heeft dwarsgelegen
  4. hebben dwarsgelegen
  5. hebben dwarsgelegen
  6. hebben dwarsgelegen
v.v.t.
  1. had dwarsgelegen
  2. had dwarsgelegen
  3. had dwarsgelegen
  4. hadden dwarsgelegen
  5. hadden dwarsgelegen
  6. hadden dwarsgelegen
o.t.t.t.
  1. zal dwarsliggen
  2. zult dwarsliggen
  3. zal dwarsliggen
  4. zullen dwarsliggen
  5. zullen dwarsliggen
  6. zullen dwarsliggen
o.v.t.t.
  1. zou dwarsliggen
  2. zou dwarsliggen
  3. zou dwarsliggen
  4. zouden dwarsliggen
  5. zouden dwarsliggen
  6. zouden dwarsliggen
diversen
  1. lig dwars!
  2. ligt dwars!
  3. dwarsgelegen
  4. dwarsliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwarsliggen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
sabotage sabotage; tegenwerking
stem antenne; boeg; etymon; halm; handvat in de vorm van stok; spriet; stam; stamvorm; stamwoord; steel; steven; voelhoren; voelspriet; voorsteven
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
thwart roeibank
upset schrik; verbijstering
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cross dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; overschrijden; oversteken; tegenvallen; teleurstellen
hinder dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afbreken; bemoeilijken; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; hinderen; moeilijk maken; moeilijker maken; obstructie plegen; onderbreken; onmogelijk maken; storen; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; zwaarder maken
oppose dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
prevent dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afhouden; belemmeren; beletten; ervanaf houden; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weerhouden; weren
sabotage dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken doen mislukken; een stokje steken voor; saboteren; verijdelen
stem dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
stop dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afhouden; afremmen; afzetten; beletten; beslissen; besluiten; blijven staan; blijven steken; dichten; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
thwart dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bemoeilijken; hinderen; moeilijker maken; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; weerstreven; zwaarder maken
upset dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bederven; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; verstoren; vertoornen; verzieken
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
cross boos; gebelgd; giftig; kwaad; narrig; nijdig; verbolgen; vertoornd
upset boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest