Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. opsnijden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opsnijden de neerlandés a inglés

opsnijden:

opsnijden verbo (snijd op, snijdt op, sneed op, sneden op, opgesneden)

  1. opsnijden (snoeven; opscheppen; grootspreken)
    exagerate; to boast; to brag; to talk big
    • exagerate verbo
    • boast verbo (boasts, boasted, boasting)
    • brag verbo (brags, bragged, bragging)
    • talk big verbo (talks big, talked big, talking big)

Conjugaciones de opsnijden:

o.t.t.
  1. snijd op
  2. snijdt op
  3. snijdt op
  4. snijden op
  5. snijden op
  6. snijden op
o.v.t.
  1. sneed op
  2. sneed op
  3. sneed op
  4. sneden op
  5. sneden op
  6. sneden op
v.t.t.
  1. heb opgesneden
  2. hebt opgesneden
  3. heeft opgesneden
  4. hebben opgesneden
  5. hebben opgesneden
  6. hebben opgesneden
v.v.t.
  1. had opgesneden
  2. had opgesneden
  3. had opgesneden
  4. hadden opgesneden
  5. hadden opgesneden
  6. hadden opgesneden
o.t.t.t.
  1. zal opsnijden
  2. zult opsnijden
  3. zal opsnijden
  4. zullen opsnijden
  5. zullen opsnijden
  6. zullen opsnijden
o.v.t.t.
  1. zou opsnijden
  2. zou opsnijden
  3. zou opsnijden
  4. zouden opsnijden
  5. zouden opsnijden
  6. zouden opsnijden
en verder
  1. is opgesneden
  2. zijn opgesneden
diversen
  1. snijd op!
  2. snijdt op!
  3. opgesneden
  4. opsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opsnijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
boast branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
brag branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
boast grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; bluffen; bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; roem dragen; zich kunnen beroemen op
brag grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; brallen; grootspreken; opscheppen
exagerate grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven
talk big grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; grootspreken; opscheppen