Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. projecteren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de projecteren de neerlandés a inglés

projecteren:

projecteren verbo (projecteer, projecteert, projecteerde, projecteerden, geprojecteerd)

  1. projecteren
    to project
    • project verbo (projects, projected, projecting)

Conjugaciones de projecteren:

o.t.t.
  1. projecteer
  2. projecteert
  3. projecteert
  4. projecteren
  5. projecteren
  6. projecteren
o.v.t.
  1. projecteerde
  2. projecteerde
  3. projecteerde
  4. projecteerden
  5. projecteerden
  6. projecteerden
v.t.t.
  1. heb geprojecteerd
  2. hebt geprojecteerd
  3. heeft geprojecteerd
  4. hebben geprojecteerd
  5. hebben geprojecteerd
  6. hebben geprojecteerd
v.v.t.
  1. had geprojecteerd
  2. had geprojecteerd
  3. had geprojecteerd
  4. hadden geprojecteerd
  5. hadden geprojecteerd
  6. hadden geprojecteerd
o.t.t.t.
  1. zal projecteren
  2. zult projecteren
  3. zal projecteren
  4. zullen projecteren
  5. zullen projecteren
  6. zullen projecteren
o.v.t.t.
  1. zou projecteren
  2. zou projecteren
  3. zou projecteren
  4. zouden projecteren
  5. zouden projecteren
  6. zouden projecteren
en verder
  1. ben geprojecteerd
  2. bent geprojecteerd
  3. is geprojecteerd
  4. zijn geprojecteerd
  5. zijn geprojecteerd
  6. zijn geprojecteerd
diversen
  1. projecteer!
  2. projecteert!
  3. geprojecteerd
  4. projecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

projecteren [znw.] sustantivo

  1. projecteren
    the projecting; the projection

Translation Matrix for projecteren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
project plan; project; verhandeling; werkstuk
projecting projecteren
projection projecteren projectie; uitsteeksel
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
project projecteren visualiseren

Wiktionary: projecteren

projecteren
verb
  1. optisch reproduceren op een scherm (d.m.v. een projector)