Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. rijst:
  2. rijzen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de rijst de neerlandés a inglés

rijst:

rijst [de ~ (m)] sustantivo

  1. de rijst
    the rice
    • rice [the ~] sustantivo

Translation Matrix for rijst:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rice rijst

Definiciones relacionadas de "rijst":

  1. korrels van bepaalde graansoort1
    • we eten rijst met kip en kerrie1

Wiktionary: rijst

rijst
noun
  1. plants
  2. seeds used as food

Cross Translation:
FromToVia
rijst rice Reis — weißes, gekocht gegessenes Getreide
rijst rice riz — Plante et grain (sauf mention contraire)

rijzen:

rijzen verbo (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)

  1. rijzen (gaan staan; opstaan; omhoogrijzen)
    to rise; to stand up; to rise up; to arise; to ascent
    • rise verbo (rises, rose, rising)
    • stand up verbo (stands up, stood up, standing up)
    • rise up verbo (rises up, rose up, rising up)
    • arise verbo (arises, arised, arising)
    • ascent verbo (ascents, ascented, ascenting)
  2. rijzen (omhoogstijgen; stijgen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen)
    to rise; to grow; to come up
    • rise verbo (rises, rose, rising)
    • grow verbo (grows, grew, growing)
    • come up verbo (comes up, came up, coming up)
  3. rijzen (omhoogrijzen; oprijzen)
    to arise
    • arise verbo (arises, arised, arising)

Conjugaciones de rijzen:

o.t.t.
  1. rijs
  2. rijst
  3. rijst
  4. rijzen
  5. rijzen
  6. rijzen
o.v.t.
  1. rees
  2. rees
  3. rees
  4. rezen
  5. rezen
  6. rezen
v.t.t.
  1. ben gerezen
  2. bent gerezen
  3. is gerezen
  4. zijn gerezen
  5. zijn gerezen
  6. zijn gerezen
v.v.t.
  1. was gerezen
  2. was gerezen
  3. was gerezen
  4. waren gerezen
  5. waren gerezen
  6. waren gerezen
o.t.t.t.
  1. zal rijzen
  2. zult rijzen
  3. zal rijzen
  4. zullen rijzen
  5. zullen rijzen
  6. zullen rijzen
o.v.t.t.
  1. zou rijzen
  2. zou rijzen
  3. zou rijzen
  4. zouden rijzen
  5. zouden rijzen
  6. zouden rijzen
diversen
  1. rijs!
  2. rijst!
  3. gerezen
  4. rijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rijzen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ascent beklimming; bestijging; klim; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opklimmen; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
grow bloesem
rise aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; bult; expansie; groei; groter worden; heuvel; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arise gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gebeuren; gedijen; geschieden; groeien; groter worden; omhooggaan; ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; opzetten; plaats hebben; plaats vinden; stijgen; toenemen; vermeerderen; verschijnen
ascent gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen
come up aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen bovenkomen; kiemen; komen; omhoogkomen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen
grow aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opgroeien; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; tieren; toenemen; uitdijen; uitzwellen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; wassen
rise aanwassen; gaan staan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opstaan; rijzen; stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; naar boven gaan; omhooggaan; omhoogkomen; opborrelen; opgroeien; opstaan; opstijgen; opvliegen; opwellen; opzetten; stijgen; toenemen; uitrijzen; uittorenen; verheffen; vermeerderen; zich opwerken
rise up gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
stand up gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen in opstand komen; rebelleren; staan

Wiktionary: rijzen

rijzen
verb
  1. to begin to brighten with daylight
  2. To move upwards
  3. of a celestial body: to appear to move from behind the horizon
  4. -
noun
  1. action of moving upwards

Cross Translation:
FromToVia
rijzen prove gehen — (der Teig beim Backen): sich in der Ruhephase beim Gärprozess befinden, aufgehen, gären
rijzen descend; get off; go down; get out; exit; go out; alight; emerge; leave; quit; get out of a car descendreTraductions à trier suivant le sens.
rijzen swell; swell up gonfler — Enfler.