Neerlandés

Traducciones detalladas de spruiten de neerlandés a inglés

spruiten:

spruiten verbo (spruit, sproot, sproten, gesproten)

  1. spruiten (uitschieten plantkunde; uitschieten)
  2. spruiten (voortspruiten)
    sprout from; to arise from; to descend from
  3. spruiten (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten)
    originate from; to derive from; decend from; to sprout; to spring from

Conjugaciones de spruiten:

o.t.t.
  1. spruit
  2. spruit
  3. spruit
  4. spruiten
  5. spruiten
  6. spruiten
o.v.t.
  1. sproot
  2. sproot
  3. sproot
  4. sproten
  5. sproten
  6. sproten
v.t.t.
  1. ben gesproten
  2. bent gesproten
  3. is gesproten
  4. zijn gesproten
  5. zijn gesproten
  6. zijn gesproten
v.v.t.
  1. was gesproten
  2. was gesproten
  3. was gesproten
  4. waren gesproten
  5. waren gesproten
  6. waren gesproten
o.t.t.t.
  1. zal spruiten
  2. zult spruiten
  3. zal spruiten
  4. zullen spruiten
  5. zullen spruiten
  6. zullen spruiten
o.v.t.t.
  1. zou spruiten
  2. zou spruiten
  3. zou spruiten
  4. zouden spruiten
  5. zouden spruiten
  6. zouden spruiten
diversen
  1. spruit!
  2. spruitt!
  3. gesproten
  4. spruitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spruiten [het ~] sustantivo

  1. het spruiten (afstammen)
    the descent; the lineage

spruiten [de ~] sustantivo, plural

  1. de spruiten (stekken; scheuten; schoten)
    the sprigs; the shoots; the cuttings

Translation Matrix for spruiten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cuttings scheuten; schoten; spruiten; stekken doorsneden; doorsnedes; doorsnijdingen; knipsels; snippers; snoei; spaanders
descent afstammen; spruiten afdaling; afkomst; afstamming; daling; glooiing; glooiingshoek; herkomst; komaf; landing; origine
lineage afstammen; spruiten
shoots scheuten; schoten; spruiten; stekken
sprigs scheuten; schoten; spruiten; stekken knoppen; nieuwe twijgen; rijshout; scheuten; uitlopers
sprout bloesem; jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arise from spruiten; voortspruiten ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
decend from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
derive from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
descend from spruiten; voortspruiten
originate from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
spring from afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen
sprout afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; opschieten; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen
sprout from spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde; voortspruiten
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
sprout ontkiemd

Palabras relacionadas con "spruiten":


Wiktionary: spruiten

spruiten
noun
  1. vegetable

spruit:

spruit [de ~] sustantivo

  1. de spruit (stekje; scheut; loot)
    the sprout; the shoot; the cutting
  2. de spruit (plantestekje; scheut; jonge plant; schoot; stek)
    the sprig; the sprout; the shoot; the cutting

Translation Matrix for spruit:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cutting jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje couperen; gesnij; knipsel; snijding; uitknipsel
shoot jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje afknallen; jaagpartij; jacht; jachtpartij; loot; takje; twijg; wildjacht
sprig jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek boomtak; deelsoort; ent; loot; tak; takje; twijg
sprout jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje bloesem
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
shoot afschieten; afvuren; filmen; neerschieten; schieten; schieten op; schoten lossen; verfilmen; vuren
sprout afkomstig zijn; afstammen; kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; ontspruiten; opschieten; spruiten; stammen; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; voortkomen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
cutting bijtend; doordringend; fel; gemeen; hanig; op afgebeten toon; pinnig; scherp; schril; snibbig; snijdend; stekend; vinnig; vlijmend
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
sprout ontkiemd

Palabras relacionadas con "spruit":


Wiktionary: spruit

spruit
noun
  1. figuratively: child of a marriage
  2. new growth on a plant