Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. uitkeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitkeren de neerlandés a inglés

uitkeren:

uitkeren verbo (keer uit, keert uit, keerde uit, keerden uit, uitgekeerd)

  1. uitkeren
    to remit; to pay out
    • remit verbo (remits, remitted, remitting)
    • pay out verbo (pays out, paid out, paying out)

Conjugaciones de uitkeren:

o.t.t.
  1. keer uit
  2. keert uit
  3. keert uit
  4. keren uit
  5. keren uit
  6. keren uit
o.v.t.
  1. keerde uit
  2. keerde uit
  3. keerde uit
  4. keerden uit
  5. keerden uit
  6. keerden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekeerd
  2. hebt uitgekeerd
  3. heeft uitgekeerd
  4. hebben uitgekeerd
  5. hebben uitgekeerd
  6. hebben uitgekeerd
v.v.t.
  1. had uitgekeerd
  2. had uitgekeerd
  3. had uitgekeerd
  4. hadden uitgekeerd
  5. hadden uitgekeerd
  6. hadden uitgekeerd
o.t.t.t.
  1. zal uitkeren
  2. zult uitkeren
  3. zal uitkeren
  4. zullen uitkeren
  5. zullen uitkeren
  6. zullen uitkeren
o.v.t.t.
  1. zou uitkeren
  2. zou uitkeren
  3. zou uitkeren
  4. zouden uitkeren
  5. zouden uitkeren
  6. zouden uitkeren
en verder
  1. ben uitgekeerd
  2. bent uitgekeerd
  3. is uitgekeerd
  4. zijn uitgekeerd
  5. zijn uitgekeerd
  6. zijn uitgekeerd
diversen
  1. keer uit!
  2. keert uit!
  3. uitgekeerd
  4. uitkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
pay out uitkeren uitbetalen
remit uitkeren deponeren; doen toekomen; geld overmaken; iem. iets sturen; opsturen; overboeken; overmaken; overschrijven; overzenden; posten; storten; toezenden; zenden

Wiktionary: uitkeren


Cross Translation:
FromToVia
uitkeren pay; ante up payer — Donner de l’argent pour un bien ou un service