Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. verdicht:
  2. verdichten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verdicht de neerlandés a inglés

verdicht:


verdichten:

verdichten verbo (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)

  1. verdichten (verzinnen; bedenken; uitdenken; fantaseren; voorwenden)
    to invent; to contrive; to devise; to make up
    • invent verbo (invents, invented, inventing)
    • contrive verbo (contrives, contrived, contriving)
    • devise verbo (devises, devised, devising)
    • make up verbo (makes up, made up, making up)

Conjugaciones de verdichten:

o.t.t.
  1. verdicht
  2. verdicht
  3. verdicht
  4. verdichten
  5. verdichten
  6. verdichten
o.v.t.
  1. verdichtte
  2. verdichtte
  3. verdichtte
  4. verdichtten
  5. verdichtten
  6. verdichtten
v.t.t.
  1. heb verdicht
  2. hebt verdicht
  3. heeft verdicht
  4. hebben verdicht
  5. hebben verdicht
  6. hebben verdicht
v.v.t.
  1. had verdicht
  2. had verdicht
  3. had verdicht
  4. hadden verdicht
  5. hadden verdicht
  6. hadden verdicht
o.t.t.t.
  1. zal verdichten
  2. zult verdichten
  3. zal verdichten
  4. zullen verdichten
  5. zullen verdichten
  6. zullen verdichten
o.v.t.t.
  1. zou verdichten
  2. zou verdichten
  3. zou verdichten
  4. zouden verdichten
  5. zouden verdichten
  6. zouden verdichten
diversen
  1. verdicht!
  2. verdicht!
  3. verdicht
  4. verdichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdichten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
invent fantaseren; opdissen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
contrive bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden plannen
devise bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bedenken; beramen; legateren; nalaten; plan beramen; plannen; ramen; schatten; taxeren; vererven; vermaken; verzinnen; zinnen
invent bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden afwisselen; herzien; in het leven roepen; maken; scheppen; uitvinden; veranderen; verwisselen; wijzigen
make up bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bijleggen; bijspijkeren; goed gaan; goedmaken; grimeren; het goed maken; inhalen; make-up aanbrengen; meebetalen; opmaken; opsmukken; optutten; ruzie bijleggen; schikken; schminken; voorjokken; voorliegen

Wiktionary: verdichten

verdichten
verb
  1. to decrease size or volume
  2. to condense
  3. to press together into a smaller space

Cross Translation:
FromToVia
verdichten squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).