Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. verschillen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verschillen de neerlandés a inglés

verschillen:

verschillen verbo (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)

  1. verschillen (afwijken)
    to deviate; to differ from
    • deviate verbo (deviates, deviated, deviating)
    • differ from verbo (differs from, differed from, differing from)
  2. verschillen (uiteenlopen; variëren; veranderen; afwisselen; wisselen)
    to variate; to diverge; to vary; to differ; to alternate with; to range
    • variate verbo (variates, variated, variating)
    • diverge verbo (diverges, diverged, diverging)
    • vary verbo (varies, varied, varying)
    • differ verbo (differs, differed, differing)
    • alternate with verbo (alternates with, alternated with, alternating with)
    • range verbo (ranges, ranged, ranging)
  3. verschillen (verschil maken; schelen)
    to make a difference; to differ
    • make a difference verbo (makes a difference, made a difference, making a difference)
    • differ verbo (differs, differed, differing)

Conjugaciones de verschillen:

o.t.t.
  1. verschil
  2. verschilt
  3. verschilt
  4. verschillen
  5. verschillen
  6. verschillen
o.v.t.
  1. verschilde
  2. verschilde
  3. verschilde
  4. verschilden
  5. verschilden
  6. verschilden
v.t.t.
  1. heb verschild
  2. hebt verschild
  3. heeft verschild
  4. hebben verschild
  5. hebben verschild
  6. hebben verschild
v.v.t.
  1. had verschild
  2. had verschild
  3. had verschild
  4. hadden verschild
  5. hadden verschild
  6. hadden verschild
o.t.t.t.
  1. zal verschillen
  2. zult verschillen
  3. zal verschillen
  4. zullen verschillen
  5. zullen verschillen
  6. zullen verschillen
o.v.t.t.
  1. zou verschillen
  2. zou verschillen
  3. zou verschillen
  4. zouden verschillen
  5. zouden verschillen
  6. zouden verschillen
diversen
  1. verschil!
  2. verschilt!
  3. verschild
  4. verschillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verschillen [het ~] sustantivo

  1. het verschillen (schelen)
    the differing; the diverge

Translation Matrix for verschillen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
differing schelen; verschillen
diverge schelen; verschillen
range bandbreedte; bereik; blikveld; draagwijdte; gezichtskring; gezichtsveld; range; reikwijdte; schietterrein; schootsafstand; verspreidingsgebied; vliegbereik
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
alternate with afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
deviate afwijken; verschillen
differ afwisselen; schelen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschil maken; verschillen; wisselen
differ from afwijken; verschillen
diverge afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
make a difference schelen; verschil maken; verschillen
range afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen rangordenen; rangschikken; scharen
variate afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
vary afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; fluctueren; herzien; variëren; veranderen; verwisselen; wijzigen

Antónimos de "verschillen":


Definiciones relacionadas de "verschillen":

  1. anders zijn dan iets of iemand1
    • hun opvattingen verschillen nogal1

Wiktionary: verschillen

verschillen
verb
  1. in bepaalde opzichten niet hetzelfde zijn
verschillen
verb
  1. not to have the same characteristics

Cross Translation:
FromToVia
verschillen differ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)
verschillen delay différer — Traductions à trier suivant le sens