Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. vervroegen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vervroegen de neerlandés a inglés

vervroegen:

vervroegen verbo (vervroeg, vervroegt, vervroegde, vervroegden, vervroegd)

  1. vervroegen (vroeger uitvoeren dan gepland; naar voren plaatsen)
    to advance; to forward
    • advance verbo (advances, advanced, advancing)
    • forward verbo (forwards, forwarded, forwarding)

Conjugaciones de vervroegen:

o.t.t.
  1. vervroeg
  2. vervroegt
  3. vervroegt
  4. vervroegen
  5. vervroegen
  6. vervroegen
o.v.t.
  1. vervroegde
  2. vervroegde
  3. vervroegde
  4. vervroegden
  5. vervroegden
  6. vervroegden
v.t.t.
  1. heb vervroegd
  2. hebt vervroegd
  3. heeft vervroegd
  4. hebben vervroegd
  5. hebben vervroegd
  6. hebben vervroegd
v.v.t.
  1. had vervroegd
  2. had vervroegd
  3. had vervroegd
  4. hadden vervroegd
  5. hadden vervroegd
  6. hadden vervroegd
o.t.t.t.
  1. zal vervroegen
  2. zult vervroegen
  3. zal vervroegen
  4. zullen vervroegen
  5. zullen vervroegen
  6. zullen vervroegen
o.v.t.t.
  1. zou vervroegen
  2. zou vervroegen
  3. zou vervroegen
  4. zouden vervroegen
  5. zouden vervroegen
  6. zouden vervroegen
diversen
  1. vervroeg!
  2. vervroegt!
  3. vervroegd
  4. vervroegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vervroegen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
advance aantocht; avance; kasvoorschot; opmars; rijzing; toenadering; voorschot; voortgang
forward aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
advance naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland avanceren; bevorderd worden; bevorderen; duwen; helpen; hogerop komen; naderen; opmarcheren; oprukken; opschuiven; promoten; promoveren; tegemoetkomen; toenaderen; voorschieten; voorschuiven; vooruitschuiven; voorwaarts gaan; zich opwerken
forward naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland doen toekomen; doorsturen; doorverbinden; doorzenden; iem. iets sturen; nasturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; zenden
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
forward aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; geavanceerd; gemanierd; genaakbaar; progressief; toegankelijk; toeschietelijk; voorkomend; voort; vooruitstrevend; voorwaarts; wellevend; welopgevoed

Wiktionary: vervroegen

vervroegen
verb
  1. to cause a scheduled event to happen earlier
  2. make happen earlier
  3. to make earlier, as an event or date; to hasten

Cross Translation:
FromToVia
vervroegen bring forward vorziehen — etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später)
vervroegen hasten; accelerate hâter — Faire avancer vite, accélérer.