Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. wegpesten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de wegpesten de neerlandés a inglés

wegpesten:

wegpesten verbo (pest weg, pestte weg, pestten weg, weggepest)

  1. wegpesten
    to badger; to pester; to be a nuisance
    • badger verbo (badgers, badgered, badgering)
    • pester verbo (pesters, pestered, pestering)
    • be a nuisance verbo (are a nuisance, being a nuisance)

Conjugaciones de wegpesten:

o.t.t.
  1. pest weg
  2. pest weg
  3. pest weg
  4. pesten weg
  5. pesten weg
  6. pesten weg
o.v.t.
  1. pestte weg
  2. pestte weg
  3. pestte weg
  4. pestten weg
  5. pestten weg
  6. pestten weg
v.t.t.
  1. heb weggepest
  2. hebt weggepest
  3. heeft weggepest
  4. hebben weggepest
  5. hebben weggepest
  6. hebben weggepest
v.v.t.
  1. had weggepest
  2. had weggepest
  3. had weggepest
  4. hadden weggepest
  5. hadden weggepest
  6. hadden weggepest
o.t.t.t.
  1. zal wegpesten
  2. zult wegpesten
  3. zal wegpesten
  4. zullen wegpesten
  5. zullen wegpesten
  6. zullen wegpesten
o.v.t.t.
  1. zou wegpesten
  2. zou wegpesten
  3. zou wegpesten
  4. zouden wegpesten
  5. zouden wegpesten
  6. zouden wegpesten
diversen
  1. pest weg!
  2. pest weg!
  3. weggepest
  4. wegpestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegpesten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
badger das
pester bullebak; bullebijter
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
badger wegpesten aanleiding geven tot; chicaneren; dwarszitten; foppen; harrewarren; in de maling nemen; intimideren; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; ophitsen; provoceren; te pakken nemen; terroriseren; tiranniseren; uitdagen; uitlokken; voor de gek houden; vrees aanjagen
be a nuisance wegpesten donderjagen
pester wegpesten chicaneren; dwarszitten; kleinzielig gedragen; koeioneren; kwellen; narren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren