Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. afgezien:
  2. afzien:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afgezien de neerlandés a español

afgezien:

afgezien adj.

  1. afgezien (overgeschreven; afgeschreven; afgekeken; gespiekt)

Translation Matrix for afgezien:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
copiado afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven afgedrukt; geprint; geïmiteerd; nagebootst; nagemaakt

Palabras relacionadas con "afgezien":

  • afgeziene

Definiciones relacionadas de "afgezien":

  1. zonder te letten op ...., zonder mee te tellen1
    • afgezien van de inktvlekken is dit een goede brief1

Wiktionary: afgezien

afgezien
preposition
  1. buiten beschouwing latend

afzien:

afzien verbo (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)

  1. afzien (afstand doen)
    ceder

Conjugaciones de afzien:

o.t.t.
  1. zie af
  2. ziet af
  3. ziet af
  4. zien af
  5. zien af
  6. zien af
o.v.t.
  1. zag af
  2. zag af
  3. zag af
  4. zagen af
  5. zagen af
  6. zagen af
v.t.t.
  1. heb afgezien
  2. hebt afgezien
  3. heeft afgezien
  4. hebben afgezien
  5. hebben afgezien
  6. hebben afgezien
v.v.t.
  1. had afgezien
  2. had afgezien
  3. had afgezien
  4. hadden afgezien
  5. hadden afgezien
  6. hadden afgezien
o.t.t.t.
  1. zal afzien
  2. zult afzien
  3. zal afzien
  4. zullen afzien
  5. zullen afzien
  6. zullen afzien
o.v.t.t.
  1. zou afzien
  2. zou afzien
  3. zou afzien
  4. zouden afzien
  5. zouden afzien
  6. zouden afzien
diversen
  1. zie af!
  2. ziet af!
  3. afgezien
  4. afziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afzien:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ceder uitrekken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ceder afstand doen; afzien aan een ander overlaten; afgeven; afleggen; afstaan; bezwijken; doorschuiven; erop achteruitgaan; geld inleveren; gunnen; het onderspit delven; iets toekennen; inleveren; opspannen; overgeven; overhandigen; rekken; spannen; tenondergaan; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitstrekken; vlieden; vluchten; wegvluchten; wijken

Wiktionary: afzien

afzien
verb
  1. besluiten iets niet te doen
  2. lijden, ongemak doorstaan

Cross Translation:
FromToVia
afzien renunciar abandon — to relinquish a claim to property
afzien renunciar give up — relinquish
afzien renunciar verzichtenAnspruch auf etwas freiwillig aufgeben; etwas aus seiner Entscheidung heraus nicht tun