Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. articuleren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de articuleren de neerlandés a español

articuleren:

articuleren verbo (articuleer, articuleert, articuleerde, articuleerden, gearticuleerd)

  1. articuleren

Conjugaciones de articuleren:

o.t.t.
  1. articuleer
  2. articuleert
  3. articuleert
  4. articuleren
  5. articuleren
  6. articuleren
o.v.t.
  1. articuleerde
  2. articuleerde
  3. articuleerde
  4. articuleerden
  5. articuleerden
  6. articuleerden
v.t.t.
  1. heb gearticuleerd
  2. hebt gearticuleerd
  3. heeft gearticuleerd
  4. hebben gearticuleerd
  5. hebben gearticuleerd
  6. hebben gearticuleerd
v.v.t.
  1. had gearticuleerd
  2. had gearticuleerd
  3. had gearticuleerd
  4. hadden gearticuleerd
  5. hadden gearticuleerd
  6. hadden gearticuleerd
o.t.t.t.
  1. zal articuleren
  2. zult articuleren
  3. zal articuleren
  4. zullen articuleren
  5. zullen articuleren
  6. zullen articuleren
o.v.t.t.
  1. zou articuleren
  2. zou articuleren
  3. zou articuleren
  4. zouden articuleren
  5. zouden articuleren
  6. zouden articuleren
diversen
  1. articuleer!
  2. articuleert!
  3. gearticuleerd
  4. articulerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for articuleren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
articular articuleren

Wiktionary: articuleren

articuleren
verb
  1. de uitspraakklanken zorgvuldig vormen

Cross Translation:
FromToVia
articuleren vocalizar; articular articulate — to speak clearly
articuleren articularse articulate — anatomy: to form a joint