Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. identificeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de identificeren de neerlandés a español

identificeren:

identificeren verbo (identificeer, identificeert, identificeerde, identificeerden, geïdentificeerd)

  1. identificeren (identiteit vaststellen)
  2. identificeren (vereenzelvigen)

Conjugaciones de identificeren:

o.t.t.
  1. identificeer
  2. identificeert
  3. identificeert
  4. identificeren
  5. identificeren
  6. identificeren
o.v.t.
  1. identificeerde
  2. identificeerde
  3. identificeerde
  4. identificeerden
  5. identificeerden
  6. identificeerden
v.t.t.
  1. heb geïdentificeerd
  2. hebt geïdentificeerd
  3. heeft geïdentificeerd
  4. hebben geïdentificeerd
  5. hebben geïdentificeerd
  6. hebben geïdentificeerd
v.v.t.
  1. had geïdentificeerd
  2. had geïdentificeerd
  3. had geïdentificeerd
  4. hadden geïdentificeerd
  5. hadden geïdentificeerd
  6. hadden geïdentificeerd
o.t.t.t.
  1. zal identificeren
  2. zult identificeren
  3. zal identificeren
  4. zullen identificeren
  5. zullen identificeren
  6. zullen identificeren
o.v.t.t.
  1. zou identificeren
  2. zou identificeren
  3. zou identificeren
  4. zouden identificeren
  5. zouden identificeren
  6. zouden identificeren
en verder
  1. ben geïdentificeerd
  2. bent geïdentificeerd
  3. is geïdentificeerd
  4. zijn geïdentificeerd
  5. zijn geïdentificeerd
  6. zijn geïdentificeerd
diversen
  1. identificeer!
  2. identificeert!
  3. geïdentificeerd
  4. identificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for identificeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
identificar identificeren; identiteit vaststellen; vereenzelvigen bepalen; determineren; vaststellen; vereenzelvigen
reconocer identificeren; vereenzelvigen afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; schouwen; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; verkennen

Wiktionary: identificeren


Cross Translation:
FromToVia
identificeren identificar identify — to establish the identity of someone or something
identificeren identificarse identify — to associate oneself with some group
identificeren identificar; distinguir identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée.
identificeren dar lugar a; ocasionar; acomodar; situar; identificar situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.