Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/español ->Traducir afvaart

Traducir afvaart de neerlandés a español

Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. afvaart:
  2. afvaren:
  3. Wiktionary:

Neerlandés

Traducciones detalladas de afvaart de neerlandés a español

afvaart:

afvaart [de ~] sustantivo

  1. de afvaart (afvaren; uitvaren)
    la partida; la salida

Translation Matrix for afvaart:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
partida afvaart; afvaren; uitvaren beurt; hoeveelheid; partij; partijtje; potje; rondje; spelletje; wedstrijdje
salida afvaart; afvaren; uitvaren afreis; afrit; exodus; hulpmiddel; redmiddel; ressource; uitgang; uitloop; uitrit; uittocht; uitvoer; uitweg; vertrek

Wiktionary: afvaart

afvaart
noun
  1. wegvaren van de wal van een vaartuig
Cross Translation:
FromToVia
• afvaart → descenso ↔ Abfahrt — die Fahrt nach unten, die Fahrt herab oder hinab
• afvaart → salida ↔ départ — moment précis de l'action de partir.

afvaart forma de afvaren:

afvaren verbo (vaar af, vaart af, voer af, voeren af, afgevaren)

  1. afvaren (afsteken; wegvaren)
    salir navegando; salir velando
  2. afvaren (uitvaren; van wal gaan)
    hacerse a la mar; zarpar

Conjugaciones de afvaren:

o.t.t.
  1. vaar af
  2. vaart af
  3. vaart af
  4. varen af
  5. varen af
  6. varen af
o.v.t.
  1. voer af
  2. voer af
  3. voer af
  4. voeren af
  5. voeren af
  6. voeren af
v.t.t.
  1. ben afgevaren
  2. bent afgevaren
  3. is afgevaren
  4. zijn afgevaren
  5. zijn afgevaren
  6. zijn afgevaren
v.v.t.
  1. was afgevaren
  2. was afgevaren
  3. was afgevaren
  4. waren afgevaren
  5. waren afgevaren
  6. waren afgevaren
o.t.t.t.
  1. zal afvaren
  2. zult afvaren
  3. zal afvaren
  4. zullen afvaren
  5. zullen afvaren
  6. zullen afvaren
o.v.t.t.
  1. zou afvaren
  2. zou afvaren
  3. zou afvaren
  4. zouden afvaren
  5. zouden afvaren
  6. zouden afvaren
diversen
  1. vaar af!
  2. vaart af!
  5. afgevaren
  6. afvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvaren [znw.] sustantivo

  1. afvaren (afvaart; uitvaren)
    la partida; la salida

Translation Matrix for afvaren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
partida afvaart; afvaren; uitvaren beurt; hoeveelheid; partij; partijtje; potje; rondje; spelletje; wedstrijdje
salida afvaart; afvaren; uitvaren afreis; afrit; exodus; hulpmiddel; redmiddel; ressource; uitgang; uitloop; uitrit; uittocht; uitvoer; uitweg; vertrek
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hacerse a la mar afvaren; uitvaren; van wal gaan van wal gaan; van wal steken
salir navegando afsteken; afvaren; wegvaren
salir velando afsteken; afvaren; wegvaren
zarpar afvaren; uitvaren; van wal gaan afreizen; blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; heengaan; schreeuwen; uitvaren tegen; verdwijnen; verlaten; vloeken; wegreizen; wegtrekken







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0289 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos