Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. dokter:
  2. dokteren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dokter de neerlandés a español

dokter:

dokter [de ~ (m)] sustantivo

  1. de dokter (arts; medicus; geneesheer)
    el médico; el doctor; la médica
  2. de dokter
    el médico

Translation Matrix for dokter:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
doctor arts; dokter; geneesheer; medicus Dr; doctor; gepromoveerde
médica arts; dokter; geneesheer; medicus
médico arts; dokter; geneesheer; medicus genezer; heelmeester; mijnheer de dokter
- arts
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
médico geneeskundig; medicinaal; medisch

Palabras relacionadas con "dokter":


Sinónimos de "dokter":


Definiciones relacionadas de "dokter":

  1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen1
    • je moet met die wond naar de dokter1

Wiktionary: dokter


Cross Translation:
FromToVia
dokter médica; médico doctor — physician
dokter médico physician — medical doctor
dokter médico; doctor Arzt — Heilkundiger, der ein Medizinstudium abgeschlossen hat und nach Erlangung der medizinischen Approbation körperliche und seelische Krankheiten behandelt
dokter doctor; médico docteur — À trier
dokter doctor; médico médecin — Personne soignant les maladies

dokter forma de dokteren:

dokteren [znw.] sustantivo

  1. dokteren (oplappen)

dokteren verbo (dokter, doktert, dokterde, dokterden, gedokterd)

  1. dokteren

Conjugaciones de dokteren:

o.t.t.
  1. dokter
  2. doktert
  3. doktert
  4. dokteren
  5. dokteren
  6. dokteren
o.v.t.
  1. dokterde
  2. dokterde
  3. dokterde
  4. dokterden
  5. dokterden
  6. dokterden
v.t.t.
  1. heb gedokterd
  2. hebt gedokterd
  3. heeft gedokterd
  4. hebben gedokterd
  5. hebben gedokterd
  6. hebben gedokterd
v.v.t.
  1. had gedokterd
  2. had gedokterd
  3. had gedokterd
  4. hadden gedokterd
  5. hadden gedokterd
  6. hadden gedokterd
o.t.t.t.
  1. zal dokteren
  2. zult dokteren
  3. zal dokteren
  4. zullen dokteren
  5. zullen dokteren
  6. zullen dokteren
o.v.t.t.
  1. zou dokteren
  2. zou dokteren
  3. zou dokteren
  4. zouden dokteren
  5. zouden dokteren
  6. zouden dokteren
diversen
  1. dokter!
  2. doktert!
  3. gedokterd
  4. dokterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dokteren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ejercer la medicina dokteren; oplappen
practicar la medicina dokteren; oplappen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
apañar dokteren opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
practicar la medicina dokteren

Palabras relacionadas con "dokteren":


Traducciones relacionadas de dokter