Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. articuleren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de articuleren de neerlandés a francés

articuleren:

articuleren verbo (articuleer, articuleert, articuleerde, articuleerden, gearticuleerd)

  1. articuleren
    articuler
    • articuler verbo (articule, articules, articulons, articulez, )

Conjugaciones de articuleren:

o.t.t.
  1. articuleer
  2. articuleert
  3. articuleert
  4. articuleren
  5. articuleren
  6. articuleren
o.v.t.
  1. articuleerde
  2. articuleerde
  3. articuleerde
  4. articuleerden
  5. articuleerden
  6. articuleerden
v.t.t.
  1. heb gearticuleerd
  2. hebt gearticuleerd
  3. heeft gearticuleerd
  4. hebben gearticuleerd
  5. hebben gearticuleerd
  6. hebben gearticuleerd
v.v.t.
  1. had gearticuleerd
  2. had gearticuleerd
  3. had gearticuleerd
  4. hadden gearticuleerd
  5. hadden gearticuleerd
  6. hadden gearticuleerd
o.t.t.t.
  1. zal articuleren
  2. zult articuleren
  3. zal articuleren
  4. zullen articuleren
  5. zullen articuleren
  6. zullen articuleren
o.v.t.t.
  1. zou articuleren
  2. zou articuleren
  3. zou articuleren
  4. zouden articuleren
  5. zouden articuleren
  6. zouden articuleren
diversen
  1. articuleer!
  2. articuleert!
  3. gearticuleerd
  4. articulerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for articuleren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
articuler articuleren

Wiktionary: articuleren

articuleren
verb
  1. de uitspraakklanken zorgvuldig vormen

Cross Translation:
FromToVia
articuleren articuler articulate — to speak clearly



Francés

Traducciones detalladas de articuleren de francés a neerlandés