Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. opdringen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opdringen de neerlandés a francés

opdringen:

opdringen verbo (dring op, dringt op, drong op, drongen op, opgedrongen)

  1. opdringen
    insister; pousser; forcer à
    • insister verbo (insiste, insistes, insistons, insistez, )
    • pousser verbo (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • forcer à verbo

Conjugaciones de opdringen:

o.t.t.
  1. dring op
  2. dringt op
  3. dringt op
  4. dringen op
  5. dringen op
  6. dringen op
o.v.t.
  1. drong op
  2. drong op
  3. drong op
  4. drongen op
  5. drongen op
  6. drongen op
v.t.t.
  1. heb opgedrongen
  2. hebt opgedrongen
  3. heeft opgedrongen
  4. hebben opgedrongen
  5. hebben opgedrongen
  6. hebben opgedrongen
v.v.t.
  1. had opgedrongen
  2. had opgedrongen
  3. had opgedrongen
  4. hadden opgedrongen
  5. hadden opgedrongen
  6. hadden opgedrongen
o.t.t.t.
  1. zal opdringen
  2. zult opdringen
  3. zal opdringen
  4. zullen opdringen
  5. zullen opdringen
  6. zullen opdringen
o.v.t.t.
  1. zou opdringen
  2. zou opdringen
  3. zou opdringen
  4. zouden opdringen
  5. zouden opdringen
  6. zouden opdringen
en verder
  1. ben opgedrongen
  2. bent opgedrongen
  3. is opgedrongen
  4. zijn opgedrongen
  5. zijn opgedrongen
  6. zijn opgedrongen
diversen
  1. dring op!
  2. dringt op!
  3. opgedrongen
  4. opdringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opdringen [znw.] sustantivo

  1. opdringen (forceren)
    l'imposer

Translation Matrix for opdringen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
imposer forceren; opdringen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
forcer à opdringen noodzaken tot
imposer aandringen; aanhouden; aanvallen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; op iets aandringen; opleggen; opzadelen; overvallen
insister opdringen aandringen; accentueren; benadrukken
pousser opdringen aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
imposer imponeren

Wiktionary: opdringen

opdringen
verb
  1. obliger quelqu’un par force, par violence ou par quelque grave considération, à faire quelque chose contre son gré.
  2. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
opdringen imposer foist — force another to accept