Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. spuiten:
  2. spuit:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de spuiten de neerlandés a francés

spuiten:

spuiten verbo (spuit, spoot, spoten, gespoten)

  1. spuiten (injecteren)
    injecter
    • injecter verbo (injecte, injectes, injectons, injectez, )
  2. spuiten (met spuit een medicijn toedienen)
    piquer
    • piquer verbo (pique, piques, piquons, piquez, )
  3. spuiten (uitspuiten)
    faire gicler; éjaculer
    • faire gicler verbo
    • éjaculer verbo (éjacule, éjacules, éjaculons, éjaculez, )

Conjugaciones de spuiten:

o.t.t.
  1. spuit
  2. spuit
  3. spuit
  4. spuiten
  5. spuiten
  6. spuiten
o.v.t.
  1. spoot
  2. spoot
  3. spoot
  4. spoten
  5. spoten
  6. spoten
v.t.t.
  1. heb gespoten
  2. hebt gespoten
  3. heeft gespoten
  4. hebben gespoten
  5. hebben gespoten
  6. hebben gespoten
v.v.t.
  1. had gespoten
  2. had gespoten
  3. had gespoten
  4. hadden gespoten
  5. hadden gespoten
  6. hadden gespoten
o.t.t.t.
  1. zal spuiten
  2. zult spuiten
  3. zal spuiten
  4. zullen spuiten
  5. zullen spuiten
  6. zullen spuiten
o.v.t.t.
  1. zou spuiten
  2. zou spuiten
  3. zou spuiten
  4. zouden spuiten
  5. zouden spuiten
  6. zouden spuiten
en verder
  1. ben gespoten
  2. bent gespoten
  3. is gespoten
  4. zijn gespoten
  5. zijn gespoten
  6. zijn gespoten
diversen
  1. spuit!
  2. spuitt!
  3. gespoten
  4. spuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spuiten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
faire gicler spuiten; uitspuiten
injecter injecteren; spuiten inspuiten
piquer met spuit een medicijn toedienen; spuiten aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
éjaculer spuiten; uitspuiten ejaculeren; klaarkomen

Palabras relacionadas con "spuiten":


Wiktionary: spuiten

spuiten
verb
  1. ergatief: snel stromen

spuit:

spuit [de ~] sustantivo

  1. de spuit (injectiespuit; injectiespuitje)
    la piqûre; la seringue injectrice; la seringue
  2. de spuit (injectienaald)
    la seringue; la piqûre

Translation Matrix for spuit:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
piqûre injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; spuit hechting; hechting van een wond; injectie; inspuiting; messteek; pijn in de zij; prik; spuitje; steek; stiksel
seringue injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; spuit
seringue injectrice injectiespuit; injectiespuitje; spuit
- injectie

Palabras relacionadas con "spuit":


Sinónimos de "spuit":


Definiciones relacionadas de "spuit":

  1. inspuiting van geneesmiddel met behulp van naald1
    • de zuster gaf hem een spuitje tegen de pijn1
  2. voorwerp met nauwe opening waar vloeistof met kracht uit geperst wordt1
    • de spuit van de brandweer kreeg een nieuwe slang1

Wiktionary: spuit


Cross Translation:
FromToVia
spuit seringue syringe — hypodermic syringe

Traducciones relacionadas de spuiten