Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. vaccineren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vaccineren de neerlandés a francés

vaccineren:

vaccineren verbo (vaccineer, vaccineert, vaccineerde, vaccineerden, gevaccineerd)

  1. vaccineren (inoculeren; inenten)

Conjugaciones de vaccineren:

o.t.t.
  1. vaccineer
  2. vaccineert
  3. vaccineert
  4. vaccineren
  5. vaccineren
  6. vaccineren
o.v.t.
  1. vaccineerde
  2. vaccineerde
  3. vaccineerde
  4. vaccineerden
  5. vaccineerden
  6. vaccineerden
v.t.t.
  1. heb gevaccineerd
  2. hebt gevaccineerd
  3. heeft gevaccineerd
  4. hebben gevaccineerd
  5. hebben gevaccineerd
  6. hebben gevaccineerd
v.v.t.
  1. had gevaccineerd
  2. had gevaccineerd
  3. had gevaccineerd
  4. hadden gevaccineerd
  5. hadden gevaccineerd
  6. hadden gevaccineerd
o.t.t.t.
  1. zal vaccineren
  2. zult vaccineren
  3. zal vaccineren
  4. zullen vaccineren
  5. zullen vaccineren
  6. zullen vaccineren
o.v.t.t.
  1. zou vaccineren
  2. zou vaccineren
  3. zou vaccineren
  4. zouden vaccineren
  5. zouden vaccineren
  6. zouden vaccineren
en verder
  1. ben gevaccineerd
  2. bent gevaccineerd
  3. is gevaccineerd
  4. zijn gevaccineerd
  5. zijn gevaccineerd
  6. zijn gevaccineerd
diversen
  1. vaccineer!
  2. vaccineert!
  3. gevaccineerd
  4. vaccinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vaccineren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
écussonner inenten; inoculeren; vaccineren

Wiktionary: vaccineren

vaccineren
verb
  1. een injectie met een vaccin geven
vaccineren
Cross Translation:
FromToVia
vaccineren vacciner impfenMedizin: mit einer Impfung gegen Krankheiten schützen



Francés

Traducciones detalladas de vaccineren de francés a neerlandés