Neerlandés

Traducciones detalladas de afvloeien de neerlandés a francés

afvloeien:

afvloeien verbo (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)

  1. afvloeien (van zijn positie verdrijven; afdanken; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten)
    licencier; congédier; débaucher; démettre; décharger; dégommer; mettre au rancart; jeter dehors; mettre sur le pavé
    • licencier verbo (licencie, licencies, licencions, licenciez, )
    • congédier verbo (congédie, congédies, congédions, congédiez, )
    • débaucher verbo
    • démettre verbo (démets, démet, démettons, démettez, )
    • décharger verbo (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • dégommer verbo (dégomme, dégommes, dégommons, dégommez, )
    • jeter dehors verbo
  2. afvloeien (wegvloeien; wegstromen)
    couler; ruisseler; s'écouler
    • couler verbo (coule, coules, coulons, coulez, )
    • ruisseler verbo (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • s'écouler verbo

Conjugaciones de afvloeien:

o.t.t.
  1. vloei af
  2. vloeit af
  3. vloeit af
  4. vloeien af
  5. vloeien af
  6. vloeien af
o.v.t.
  1. vloeide af
  2. vloeide af
  3. vloeide af
  4. vloeiden af
  5. vloeiden af
  6. vloeiden af
v.t.t.
  1. ben afgevloeid
  2. bent afgevloeid
  3. is afgevloeid
  4. zijn afgevloeid
  5. zijn afgevloeid
  6. zijn afgevloeid
v.v.t.
  1. was afgevloeid
  2. was afgevloeid
  3. was afgevloeid
  4. waren afgevloeid
  5. waren afgevloeid
  6. waren afgevloeid
o.t.t.t.
  1. zal afvloeien
  2. zult afvloeien
  3. zal afvloeien
  4. zullen afvloeien
  5. zullen afvloeien
  6. zullen afvloeien
o.v.t.t.
  1. zou afvloeien
  2. zou afvloeien
  3. zou afvloeien
  4. zouden afvloeien
  5. zouden afvloeien
  6. zouden afvloeien
diversen
  1. vloei af!
  2. vloeit af!
  3. afgevloeid
  4. afvloeiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvloeien [znw.] sustantivo

  1. afvloeien (wegvloeien; wegstromen)
    le couler

Translation Matrix for afvloeien:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
couler afvloeien; wegstromen; wegvloeien
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
congédier aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afdanken; ecarteren; ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; vrijaf geven; vrijgeven; wegsturen; wegzenden
couler afvloeien; wegstromen; wegvloeien afdruipen; afglijden; aftakelen; afvoeren; afzakken; doen wegvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; galvaniseren; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; inzinken; kelderen; lopen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; stromen; uitdruppelen; vervallen; verzinken; vlieden; vloeien; vluchten; wegglijden; weglekken; wegvluchten; wegzinken; zakken; zinken
débaucher aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
décharger aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afdanken; afladen; afmaken; afreageren; afscheiden; afschieten; afslachten; afvoeren; afvuren; bliksemen; dechargeren; doden; ecarteren; flitsen; iets uitladen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lossen; lozen; luchten; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontladen; ontslaan; oplichten; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitladen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; vermoorden; verzenden; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden; zuiveren
dégommer aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
démettre aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven afdanken; ecarteren; ontheffen; ontslaan; ontzetten; uit de macht ontzetten; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
jeter dehors aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven uitgooien; uitwerpen
licencier aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
mettre au rancart aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
mettre sur le pavé aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
ruisseler afvloeien; wegstromen; wegvloeien afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in straaltjes afdruipen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; sijpelen; uitdruppelen; vloeien
s'écouler afvloeien; wegstromen; wegvloeien aflopen; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; lopen; stromen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vlieden; vloeien; vluchten; voorbijgaan; wegvluchten
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
s'écouler uitkomen; uitstromen