Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. bekvechten:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bekvechten de neerlandés a francés

bekvechten:

bekvechten verbo (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)

  1. bekvechten (ruzieën; twisten; hakketakken; bakkeleien)
    se disputer; discuter; polémiquer
    • se disputer verbo
    • discuter verbo (discute, discutes, discutons, discutez, )
    • polémiquer verbo (polémique, polémiques, polémiquons, polémiquez, )

Conjugaciones de bekvechten:

o.t.t.
  1. bekvecht
  2. bekvecht
  3. bekvecht
  4. bekvechten
  5. bekvechten
  6. bekvechten
o.v.t.
  1. bekvechtte
  2. bekvechtte
  3. bekvechtte
  4. bekvechtten
  5. bekvechtten
  6. bekvechtten
v.t.t.
  1. heb gebekvecht
  2. hebt gebekvecht
  3. heeft gebekvecht
  4. hebben gebekvecht
  5. hebben gebekvecht
  6. hebben gebekvecht
v.v.t.
  1. had gebekvecht
  2. had gebekvecht
  3. had gebekvecht
  4. hadden gebekvecht
  5. hadden gebekvecht
  6. hadden gebekvecht
o.t.t.t.
  1. zal bekvechten
  2. zult bekvechten
  3. zal bekvechten
  4. zullen bekvechten
  5. zullen bekvechten
  6. zullen bekvechten
o.v.t.t.
  1. zou bekvechten
  2. zou bekvechten
  3. zou bekvechten
  4. zouden bekvechten
  5. zouden bekvechten
  6. zouden bekvechten
diversen
  1. bekvecht!
  2. bekvecht!
  3. gebekvecht
  4. bekvechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekvechten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
discuter bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten argumenteren; babbelen; bediscussiëren; bepraten; bespreken; communiceren; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doorpraten; doorspreken; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; overleg voeren; praten; praten over; redetwisten; snateren; spreken; twisten; wauwelen; zwammen
polémiquer bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
se disputer bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten beledigen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; schelden; twisten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden

Wiktionary: bekvechten

bekvechten
verb
  1. ruzie maken