Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. dicteren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dicteren de neerlandés a francés

dicteren:

dicteren verbo (dicteer, dicteert, dicteerde, dicteerden, gedicteerd)

  1. dicteren (ingeven)
    indiquer; dicter; suggérer
    • indiquer verbo (indique, indiques, indiquons, indiquez, )
    • dicter verbo (dicte, dictes, dictons, dictez, )
    • suggérer verbo (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )
  2. dicteren (een brief dicteren)
    ordonner; dicter une lettre
    • ordonner verbo (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, )
  3. dicteren (gelasten; voorschrijven; bevelen; gebieden)
    ordonner; prescrire; commander; dicter
    • ordonner verbo (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, )
    • prescrire verbo (prescris, prescrit, prescrivons, prescrivez, )
    • commander verbo (commande, commandes, commandons, commandez, )
    • dicter verbo (dicte, dictes, dictons, dictez, )

Conjugaciones de dicteren:

o.t.t.
  1. dicteer
  2. dicteert
  3. dicteert
  4. dicteren
  5. dicteren
  6. dicteren
o.v.t.
  1. dicteerde
  2. dicteerde
  3. dicteerde
  4. dicteerden
  5. dicteerden
  6. dicteerden
v.t.t.
  1. heb gedicteerd
  2. hebt gedicteerd
  3. heeft gedicteerd
  4. hebben gedicteerd
  5. hebben gedicteerd
  6. hebben gedicteerd
v.v.t.
  1. had gedicteerd
  2. had gedicteerd
  3. had gedicteerd
  4. hadden gedicteerd
  5. hadden gedicteerd
  6. hadden gedicteerd
o.t.t.t.
  1. zal dicteren
  2. zult dicteren
  3. zal dicteren
  4. zullen dicteren
  5. zullen dicteren
  6. zullen dicteren
o.v.t.t.
  1. zou dicteren
  2. zou dicteren
  3. zou dicteren
  4. zouden dicteren
  5. zouden dicteren
  6. zouden dicteren
diversen
  1. dicteer!
  2. dicteert!
  3. gedicteerd
  4. dicterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dicteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
commander bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven aanvoeren; bestellen; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; iem. afdwingen; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; ontrukken; onttrekken; opdragen; orderen; overheersen; regeren; verordenen; voorschrijven; voorzitten
dicter bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; voorschrijven bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
dicter une lettre dicteren; een brief dicteren
indiquer dicteren; ingeven attenderen; wijzen; wijzen naar; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
ordonner bevelen; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven aanvoeren; afkondigen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leidinggeven; opdragen; ordenen; ordonneren; uitvaardigen; verordenen; verordineren; verordonneren
prescrire bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
suggérer dicteren; ingeven adviseren; duiden; iets aanraden; inboezemen; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; raden; suggereren; ter overweging geven; voorleggen

Wiktionary: dicteren

dicteren
verb
  1. (overgankelijk) zeggen wat een ander moet schrijven
dicteren
verb
  1. prononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire.

Traducciones relacionadas de dicteren