Neerlandés

Traducciones detalladas de fuif de neerlandés a francés

fuif:

fuif [de ~] sustantivo

  1. de fuif
    le boum; la party; la surboum; la surprise-partie; la célébration

Translation Matrix for fuif:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
boum fuif bons; ceremonie; dreun; feest; feestdag; feestelijkheid; festiviteit; jaarfeest; klap; knal; kwak; pof; smak; viering
célébration fuif aandenken; ceremonie; feest; feestelijkheid; festiviteit; gedachtenis; herdenking; herinnering; omhaal; plechtigheid; plichtpleging; souvenir; viering
party fuif ceremonie; feest; feestelijkheid; festiviteit; viering
surboum fuif
surprise-partie fuif
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
boum boem

Palabras relacionadas con "fuif":


Wiktionary: fuif

fuif
noun
  1. vrolijk besloten feest

Cross Translation:
FromToVia
fuif célébration; fête celebration — social gathering for entertainment and fun
fuif soirée Party — (privates oder öffentliches) geselliges, meist abendliches Treffen, (private oder öffentliche) zwanglose Feier

fuiven:

fuiven verbo (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)

  1. fuiven (feestelijk onthalen; fêteren)
    accueillir; fêter; offrir des friandises
    • accueillir verbo (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, )
    • fêter verbo (fête, fêtes, fêtons, fêtez, )
  2. fuiven (trakteren)
    régaler; offrir une tournée; fêter; offrir; inviter; faire la fête
    • régaler verbo (régale, régales, régalons, régalez, )
    • fêter verbo (fête, fêtes, fêtons, fêtez, )
    • offrir verbo (offre, offres, offrons, offrez, )
    • inviter verbo (invite, invites, invitons, invitez, )

Conjugaciones de fuiven:

o.t.t.
  1. fuif
  2. fuift
  3. fuift
  4. fuiven
  5. fuiven
  6. fuiven
o.v.t.
  1. fuifde
  2. fuifde
  3. fuifde
  4. fuifden
  5. fuifden
  6. fuifden
v.t.t.
  1. heb gefuifd
  2. hebt gefuifd
  3. heeft gefuifd
  4. hebben gefuifd
  5. hebben gefuifd
  6. hebben gefuifd
v.v.t.
  1. had gefuifd
  2. had gefuifd
  3. had gefuifd
  4. hadden gefuifd
  5. hadden gefuifd
  6. hadden gefuifd
o.t.t.t.
  1. zal fuiven
  2. zult fuiven
  3. zal fuiven
  4. zullen fuiven
  5. zullen fuiven
  6. zullen fuiven
o.v.t.t.
  1. zou fuiven
  2. zou fuiven
  3. zou fuiven
  4. zouden fuiven
  5. zouden fuiven
  6. zouden fuiven
diversen
  1. fuif!
  2. fuift!
  3. gefuifd
  4. fuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fuiven:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accueillir feestelijk onthalen; fuiven; fêteren aannemen; aanvaarden; accepteren; begroeten; binnenhalen; gedag zeggen; groeten; in ontvangst nemen; koppelen; onthalen; ontvangen; opvangen; van onderdak voorzien; vergasten; verwelkomen; welkom heten
faire la fête fuiven; trakteren celebreren; de hort op gaan; feesten; feestvieren; nachtbraken; stappen; uitgaan; vieren
fêter feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; trakteren celebreren; feesten; feestvieren; laten vieren; vieren
inviter fuiven; trakteren aanroepen; aansporen; aanzetten; engageren; inroepen; inviteren; noden; toeroepen; uitnodigen
offrir fuiven; trakteren aan tafel bedienen; aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; bedienen; bieden; cadeau doen; cadeau geven; geven; indienen; laten zien; leveren; offreren; opdienen; opdissen; overgeven; overhandigen; presenteren; schenken; toesteken; tonen; uitloven; vertonen; voorschotelen; voorzetten
offrir des friandises feestelijk onthalen; fuiven; fêteren trakteren; uitdelen
offrir une tournée fuiven; trakteren
régaler fuiven; trakteren trakteren; uitdelen

Palabras relacionadas con "fuiven":


Wiktionary: fuiven