Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. inplakken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de inplakken de neerlandés a francés

inplakken:

inplakken verbo (plak in, plakt in, plakte in, plakten in, ingeplakt)

  1. inplakken
    coller
    • coller verbo (colle, colles, collons, collez, )

Conjugaciones de inplakken:

o.t.t.
  1. plak in
  2. plakt in
  3. plakt in
  4. plakken in
  5. plakken in
  6. plakken in
o.v.t.
  1. plakte in
  2. plakte in
  3. plakte in
  4. plakten in
  5. plakten in
  6. plakten in
v.t.t.
  1. heb ingeplakt
  2. hebt ingeplakt
  3. heeft ingeplakt
  4. hebben ingeplakt
  5. hebben ingeplakt
  6. hebben ingeplakt
v.v.t.
  1. had ingeplakt
  2. had ingeplakt
  3. had ingeplakt
  4. hadden ingeplakt
  5. hadden ingeplakt
  6. hadden ingeplakt
o.t.t.t.
  1. zal inplakken
  2. zult inplakken
  3. zal inplakken
  4. zullen inplakken
  5. zullen inplakken
  6. zullen inplakken
o.v.t.t.
  1. zou inplakken
  2. zou inplakken
  3. zou inplakken
  4. zouden inplakken
  5. zouden inplakken
  6. zouden inplakken
en verder
  1. is ingeplakt
diversen
  1. plak in!
  2. plakt in!
  3. ingeplakt
  4. inplakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inplakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
coller aanlijmen; aanplakken; lijmen; vastlijmen; vastplakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
coller inplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aanbranden; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten