Neerlandés

Traducciones detalladas de oppotten de neerlandés a francés

oppotten:

oppotten verbo (pot op, potte op, potten op, opgepot)

  1. oppotten (hamsteren; potten; opzij leggen)
    mettre de côté; stocker; entasser; amasser; faire des réserves; séparer; accaparer; isoler; mettre à l'écart
    • stocker verbo (stocke, stockes, stockons, stockez, )
    • entasser verbo (entasse, entasses, entassons, entassez, )
    • amasser verbo (amasse, amasses, amassons, amassez, )
    • séparer verbo (sépare, sépares, séparons, séparez, )
    • accaparer verbo (accapare, accapares, accaparons, accaparez, )
    • isoler verbo (isole, isoles, isolons, isolez, )
  2. oppotten (bijeenzamelen; verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen)
    collectionner; cueillir; épargner; rassembler; économiser; recueillir; conserver; ramasser; amasser; faire des économies
    • collectionner verbo (collectionne, collectionnes, collectionnons, collectionnez, )
    • cueillir verbo (cueille, cueilles, cueillons, cueillez, )
    • épargner verbo (épargne, épargnes, épargnons, épargnez, )
    • rassembler verbo (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )
    • économiser verbo (économise, économises, économisons, économisez, )
    • recueillir verbo (recueille, recueilles, recueillons, recueillez, )
    • conserver verbo (conserve, conserves, conservons, conservez, )
    • ramasser verbo (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • amasser verbo (amasse, amasses, amassons, amassez, )

Conjugaciones de oppotten:

o.t.t.
  1. pot op
  2. pot op
  3. pot op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
o.v.t.
  1. potte op
  2. potte op
  3. potte op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
v.t.t.
  1. heb opgepot
  2. hebt opgepot
  3. heeft opgepot
  4. hebben opgepot
  5. hebben opgepot
  6. hebben opgepot
v.v.t.
  1. had opgepot
  2. had opgepot
  3. had opgepot
  4. hadden opgepot
  5. hadden opgepot
  6. hadden opgepot
o.t.t.t.
  1. zal oppotten
  2. zult oppotten
  3. zal oppotten
  4. zullen oppotten
  5. zullen oppotten
  6. zullen oppotten
o.v.t.t.
  1. zou oppotten
  2. zou oppotten
  3. zou oppotten
  4. zouden oppotten
  5. zouden oppotten
  6. zouden oppotten
diversen
  1. pot op!
  2. pot op!
  3. opgepot
  4. oppottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oppotten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accaparer hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten inpakken; inpalmen; opkopen; overnemen
amasser bijeenzamelen; hamsteren; opeenhopen; oppotten; opzij leggen; potten; sparen; vergaren; verzamelen accumuleren; bijeen drommen; bijeenschrapen; bijeenzoeken; hopen; inzamelen; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; opstapelen; sparen; stapelen; vergaren; verzamelen
collectionner bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen op bankrekening zetten; sparen
conserver bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen balsemen; behoeden; behouden; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; financieel steunen; gevangen zetten; handhaven; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inbalsemen; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opslaan; opsluiten; opzouten; stand houden; vastzetten; verduurzamen
cueillir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afplukken; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken
entasser hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
faire des réserves hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
faire des économies bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen op bankrekening zetten; sparen
isoler hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afdichten; afscheiden; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; apart zetten; dichten; isoleren; koudebestendig maken
mettre de côté hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afzonderen; apart zetten; bewaren; isoleren; op bankrekening zetten; opbergen; opsparen; opzij leggen; opzijzetten; reserveren; sparen; voorbehouden; wegbergen; wegzetten
mettre à l'écart hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afzonderen; apart zetten; eruit laten; isoleren; reserveren; voorbehouden
ramasser bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar vegen; bijeenrapen; bijeenzoeken; in ontvangst nemen; inzamelen; meenemen; ontvangen; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
rassembler bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bij elkaar brengen; bijeen dragen; bijeen roepen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; inzamelen; op bankrekening zetten; samenbrengen; samenroepen; scharen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
recueillir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afhalen; afnemen; meenemen; oogsten; op bankrekening zetten; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; sparen; verzamelen; weghalen; wegnemen
stocker hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten bergen; bewaren; deponeren; opruimen; opslaan
séparer hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten afbreken; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; breken; delen; doorzijgen; filteren; filtreren; isoleren; loskoppelen; neerhalen; omverhalen; opdelen; opsplitsen; ordenen; rangeren; scheiden; schiften; separeren; slopen; sorteren; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar plaatsen; uiteengaan; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uitsplitsen; uitzoeken; van elkaar gaan; zeven; ziften
économiser bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen besparen; bezuinigen; geld besparen; korten; krom buigen; matigen; minder gebruiken; ombuigen; op bankrekening zetten; opsparen; sparen; verbuigen; zuinig zijn
épargner bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen besparen; bezuinigen; geld besparen; in acht nemen; korten; matigen; minder gebruiken; ontzien; op bankrekening zetten; opsparen; sparen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary: oppotten

oppotten