Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. rondzwalken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de rondzwalken de neerlandés a francés

rondzwalken:

rondzwalken verbo (zwalk rond, zwalkt rond, zwalkte rond, zwalkten rond, rondgezwalkt)

  1. rondzwalken (rondwaren; rondlopen)
    se promener; errer; vagabonder; vadrouiller
    • se promener verbo
    • errer verbo (erre, erres, errons, errez, )
    • vagabonder verbo (vagabonde, vagabondes, vagabondons, vagabondez, )
    • vadrouiller verbo (vadrouille, vadrouilles, vadrouillons, vadrouillez, )

Conjugaciones de rondzwalken:

o.t.t.
  1. zwalk rond
  2. zwalkt rond
  3. zwalkt rond
  4. zwalken rond
  5. zwalken rond
  6. zwalken rond
o.v.t.
  1. zwalkte rond
  2. zwalkte rond
  3. zwalkte rond
  4. zwalkten rond
  5. zwalkten rond
  6. zwalkten rond
v.t.t.
  1. heb rondgezwalkt
  2. hebt rondgezwalkt
  3. heeft rondgezwalkt
  4. hebben rondgezwalkt
  5. hebben rondgezwalkt
  6. hebben rondgezwalkt
v.v.t.
  1. had rondgezwalkt
  2. had rondgezwalkt
  3. had rondgezwalkt
  4. hadden rondgezwalkt
  5. hadden rondgezwalkt
  6. hadden rondgezwalkt
o.t.t.t.
  1. zal rondzwalken
  2. zult rondzwalken
  3. zal rondzwalken
  4. zullen rondzwalken
  5. zullen rondzwalken
  6. zullen rondzwalken
o.v.t.t.
  1. zou rondzwalken
  2. zou rondzwalken
  3. zou rondzwalken
  4. zouden rondzwalken
  5. zouden rondzwalken
  6. zouden rondzwalken
diversen
  1. zwalk rond!
  2. zwalkt rond!
  3. rondgezwalkt
  4. rondzwalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondzwalken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
errer rondlopen; rondwaren; rondzwalken aan de zwerf zijn; dolen; dwalen; omzwerven; reizen; ronddolen; ronddwalen; rondreizen; rondzwerven; spoken; trekken; verdwaald zijn; waren; zwerven
se promener rondlopen; rondwaren; rondzwalken kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
vadrouiller rondlopen; rondwaren; rondzwalken aan de zwerf zijn; banjeren; rondzwerven; verdwaald zijn; zwerven
vagabonder rondlopen; rondwaren; rondzwalken aan de zwerf zijn; dolen; omzwerven; reizen; ronddolen; ronddwalen; rondreizen; rondzwerven; trekken; verdwaald zijn; waren; zwerven