Neerlandés

Traducciones detalladas de sloven de neerlandés a francés

sloven:

sloven verbo (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)

  1. sloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    épuiser; besogner; peiner; se tuer
    • épuiser verbo (épuise, épuises, épuisons, épuisez, )
    • besogner verbo (besogne, besognes, besognons, besognez, )
    • peiner verbo (peine, peines, peinons, peinez, )
    • se tuer verbo
  2. sloven (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer
    • surmener verbo (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, )
    • peiner verbo (peine, peines, peinons, peinez, )
    • trimer verbo (trime, trimes, trimons, trimez, )

Conjugaciones de sloven:

o.t.t.
  1. sloof
  2. slooft
  3. slooft
  4. sloven
  5. sloven
  6. sloven
o.v.t.
  1. sloofte
  2. sloofte
  3. sloofte
  4. slooften
  5. slooften
  6. slooften
v.t.t.
  1. heb geslooft
  2. hebt geslooft
  3. heeft geslooft
  4. hebben geslooft
  5. hebben geslooft
  6. hebben geslooft
v.v.t.
  1. had geslooft
  2. had geslooft
  3. had geslooft
  4. hadden geslooft
  5. hadden geslooft
  6. hadden geslooft
o.t.t.t.
  1. zal sloven
  2. zult sloven
  3. zal sloven
  4. zullen sloven
  5. zullen sloven
  6. zullen sloven
o.v.t.t.
  1. zou sloven
  2. zou sloven
  3. zou sloven
  4. zouden sloven
  5. zouden sloven
  6. zouden sloven
en verder
  1. ben geslooft
  2. bent geslooft
  3. is geslooft
  4. zijn geslooft
  5. zijn geslooft
  6. zijn geslooft
diversen
  1. sloof!
  2. slooft!
  3. geslooft
  4. slovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sloven:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
besogner afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; hard werken
peiner aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen tobben
se tuer afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
se tuer à la tâche aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
surmener aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
travailler dur aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
trimer aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven tobben
épuiser afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aan kracht inboeten; afmatten; decimeren; dunnen; minder talrijk maken; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitdunnen; uitputten; verdorsten; vermoeien; verslappen; verzwakken; wegkappen; zwak worden; zwakker worden

Palabras relacionadas con "sloven":


sloof:

sloof [de ~ (v)] sustantivo

  1. de sloof (schort; voorschoot; werkschort; schortje)
    le tablier
  2. de sloof (huissloof; moeke)
    la bonne; la bonne à tout faire; l'esclave de ménage

Translation Matrix for sloof:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bonne huissloof; moeke; sloof dienstbode; dienstmeisje; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon
bonne à tout faire huissloof; moeke; sloof loonslaaf; werkezel; werkslaaf
esclave de ménage huissloof; moeke; sloof
tablier schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
bonne heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig

Palabras relacionadas con "sloof":