Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. toehoren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de toehoren de neerlandés a francés

toehoren:

toehoren verbo (hoor toe, hoort toe, hoorde toe, hoorden toe, toegehoord)

  1. toehoren (aanhoren; luisteren)
    écouter; entendre; être à l'écoute; prêter l'oreille
    • écouter verbo (écoute, écoutes, écoutons, écoutez, )
    • entendre verbo (entends, entend, entendons, entendez, )

Conjugaciones de toehoren:

o.t.t.
  1. hoor toe
  2. hoort toe
  3. hoort toe
  4. horen toe
  5. horen toe
  6. horen toe
o.v.t.
  1. hoorde toe
  2. hoorde toe
  3. hoorde toe
  4. hoorden toe
  5. hoorden toe
  6. hoorden toe
v.t.t.
  1. heb toegehoord
  2. hebt toegehoord
  3. heeft toegehoord
  4. hebben toegehoord
  5. hebben toegehoord
  6. hebben toegehoord
v.v.t.
  1. had toegehoord
  2. had toegehoord
  3. had toegehoord
  4. hadden toegehoord
  5. hadden toegehoord
  6. hadden toegehoord
o.t.t.t.
  1. zal toehoren
  2. zult toehoren
  3. zal toehoren
  4. zullen toehoren
  5. zullen toehoren
  6. zullen toehoren
o.v.t.t.
  1. zou toehoren
  2. zou toehoren
  3. zou toehoren
  4. zouden toehoren
  5. zouden toehoren
  6. zouden toehoren
en verder
  1. ben toegehoord
  2. bent toegehoord
  3. is toegehoord
  4. zijn toegehoord
  5. zijn toegehoord
  6. zijn toegehoord
diversen
  1. hoor toe!
  2. hoort toe!
  3. toegehoord
  4. tehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toehoren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
écouter aanhoren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
entendre aanhoren; luisteren; toehoren bedoelen; begrijpen; beluisteren; beseffen; doorzien; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; grijpen; horen; inzien; klauwen; luisteren; onderkennen; opvatten; pakken; realiseren; te horen krijgen; vangen; vatten; vernemen; verstrikken
prêter l'oreille aanhoren; luisteren; toehoren horen; te horen krijgen; vernemen
écouter aanhoren; luisteren; toehoren afluisteren; beluisteren; gehoor geven; horen; luisteren; te horen krijgen; vernemen
être à l'écoute aanhoren; luisteren; toehoren beluisteren; horen; luisteren; te horen krijgen; vernemen