Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. tors:
  2. torsen:
  3. tor:
  4. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de tors de neerlandés a francés

tors:

tors [de ~ (m)] sustantivo

  1. de tors (borstkas; thorax; ribbenkast)
    le thorax; la cage thoracique

Translation Matrix for tors:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cage thoracique borstkas; ribbenkast; thorax; tors
thorax borstkas; ribbenkast; thorax; tors borstkassen; ribbenkasten

Palabras relacionadas con "tors":


Wiktionary: tors

tors
noun
  1. Tronc, corps sans tête et sans membres.

torsen:

torsen verbo (tors, torst, torste, torsten, getorst)

  1. torsen (gebukt gaan onder)
    porter; trimballer; traîner
    • porter verbo (porte, portes, portons, portez, )
    • trimballer verbo
    • traîner verbo (traîne, traînes, traînons, traînez, )
  2. torsen (sjouwen; zeulen)
    traîner; porter; trimballer; porter avec effort
    • traîner verbo (traîne, traînes, traînons, traînez, )
    • porter verbo (porte, portes, portons, portez, )
    • trimballer verbo

Conjugaciones de torsen:

o.t.t.
  1. tors
  2. torst
  3. torst
  4. torsen
  5. torsen
  6. torsen
o.v.t.
  1. torste
  2. torste
  3. torste
  4. torsten
  5. torsten
  6. torsten
v.t.t.
  1. heb getorst
  2. hebt getorst
  3. heeft getorst
  4. hebben getorst
  5. hebben getorst
  6. hebben getorst
v.v.t.
  1. had getorst
  2. had getorst
  3. had getorst
  4. hadden getorst
  5. hadden getorst
  6. hadden getorst
o.t.t.t.
  1. zal torsen
  2. zult torsen
  3. zal torsen
  4. zullen torsen
  5. zullen torsen
  6. zullen torsen
o.v.t.t.
  1. zou torsen
  2. zou torsen
  3. zou torsen
  4. zouden torsen
  5. zouden torsen
  6. zouden torsen
en verder
  1. ben getorst
  2. bent getorst
  3. is getorst
  4. zijn getorst
  5. zijn getorst
  6. zijn getorst
diversen
  1. tors!
  2. torst!
  3. getorst
  4. torsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for torsen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
porter gebukt gaan onder; sjouwen; torsen; zeulen aan hebben; aandoen; aangeven; aanreiken; afgeven; afvoeren; berokkenen; dragen; geven; meedragen; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; omhoogdragen; ondersteunen; opwaarts dragen; overgeven; overhandigen; rugsteunen; steunen; toebrengen; toesteken; veroorzaken; versturen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; zenden
porter avec effort sjouwen; torsen; zeulen ondersteunen; rugsteunen; steunen
traîner gebukt gaan onder; sjouwen; torsen; zeulen aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; slenteren; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen
trimballer gebukt gaan onder; sjouwen; torsen; zeulen

Palabras relacionadas con "torsen":


Wiktionary: torsen


Cross Translation:
FromToVia
torsen porter bear — carry

tors forma de tor:

tor [de ~] sustantivo

  1. de tor (kever)
    le coléoptère; l'escarbot; le scarabée

Translation Matrix for tor:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
coléoptère kever; tor
escarbot kever; tor
scarabée kever; tor
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
coléoptère schildvleugelig

Palabras relacionadas con "tor":