Neerlandés

Sinónimos detallados de aantrekken en neerlandés

aantrekken:

aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)

  1. aantrekken
    aankleden; aantrekken; aandoen
    • aankleden verbo (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • aandoen verbo (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
  2. aantrekken
    werven; aantrekken; adverteren
    • werven verbo (werf, werft, wierf, wierven, geworven)
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • adverteren verbo (adverteer, adverteert, adverteerde, adverteerden, geadverteerd)
  3. aantrekken
    aantrekken; dichttrekken
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • dichttrekken verbo (trek dicht, trekt dicht, trok dicht, trokken dicht, dichtgetrokken)
  4. aantrekken
    in dienst nemen; aannemen; aantrekken; inhuren
    • in dienst nemen verbo (neem in dienst, neemt in dienst, nam in dienst, namen in dienst, in dienst genomen)
    • aannemen verbo (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • inhuren verbo (huur in, huurt in, huurde in, huurden in, ingehuurd)
  5. aantrekken
    rekruteren; aantrekken; ronselen
    • rekruteren verbo (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • ronselen verbo (ronsel, ronselt, ronselde, ronselden, geronseld)
  6. aantrekken
    – een kledingstuk om je heen doen 1
    aantrekken; aandoen
    – een kledingstuk om je heen doen 1
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
      • wil je dat jasje even aantrekken?1
    • aandoen verbo (doe aan, doet aan, deed aan, deden aan, aangedaan)
      • het is koud buiten, je moet een jas aandoen1
  7. aantrekken
    – het naar zich toe halen 1
    aantrekken
    – het naar zich toe halen 1
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
      • de magneet trekt ijzer aan1
  8. aantrekken
    – het strakker doen 1
    aantrekken
    – het strakker doen 1
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
      • hij trok de veters een beetje aan1
  9. aantrekken
    – interessant vinden 1
    aantrekken
    – interessant vinden 1
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
      • dat plan trekt me niet aan1
  10. aantrekken
    – je er druk over maken 1
    aantrekken
    – je er druk over maken 1
    • aantrekken verbo (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
      • hij trekt zich het ontslag erg aan1

Conjugaciones de aantrekken:

o.t.t.
  1. trek aan
  2. trekt aan
  3. trekt aan
  4. trekken aan
  5. trekken aan
  6. trekken aan
o.v.t.
  1. trok aan
  2. trok aan
  3. trok aan
  4. trokken aan
  5. trokken aan
  6. trokken aan
v.t.t.
  1. heb aangetrokken
  2. hebt aangetrokken
  3. heeft aangetrokken
  4. hebben aangetrokken
  5. hebben aangetrokken
  6. hebben aangetrokken
v.v.t.
  1. had aangetrokken
  2. had aangetrokken
  3. had aangetrokken
  4. hadden aangetrokken
  5. hadden aangetrokken
  6. hadden aangetrokken
o.t.t.t.
  1. zal aantrekken
  2. zult aantrekken
  3. zal aantrekken
  4. zullen aantrekken
  5. zullen aantrekken
  6. zullen aantrekken
o.v.t.t.
  1. zou aantrekken
  2. zou aantrekken
  3. zou aantrekken
  4. zouden aantrekken
  5. zouden aantrekken
  6. zouden aantrekken
diversen
  1. trek aan!
  2. trekt aan!
  3. aangetrokken
  4. aantrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aantrekken [znw.] sustantivo

  1. aantrekken
    aantrekken; bekoren; charmeren
  2. aantrekken
    aantrekken; straktrekken
  3. aantrekken
    aankleden; aandoen; aantrekken; het kleden

Sinónimos alternativos de "aantrekken":


Antónimos de "aantrekken":


Definiciones relacionadas de "aantrekken":

  1. een kledingstuk om je heen doen1
    • wil je dat jasje even aantrekken?1
  2. het naar zich toe halen1
    • de magneet trekt ijzer aan1
  3. het strakker doen1
    • hij trok de veters een beetje aan1
  4. interessant vinden1
    • dat plan trekt me niet aan1
  5. je er druk over maken1
    • hij trekt zich het ontslag erg aan1

Sinónimos relacionados de aantrekken