Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de berekenen en neerlandés

berekenen:

berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)

  1. berekenen
    schatten; berekenen; ramen
    • schatten verbo (schat, schatte, schatten, geschat)
    • berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • ramen verbo (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
  2. berekenen
    berekenen; begroten
    • berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • begroten verbo (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  3. berekenen
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen verbo (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken verbo (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren verbo (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen verbo (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  4. berekenen
    – iets aan de weet komen door te rekenen 1
    berekenen; uitrekenen
    – iets aan de weet komen door te rekenen 1
    • berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
      • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
    • uitrekenen verbo (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
      • kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt?1
  5. berekenen
    – het laten betalen 1
    berekenen
    – het laten betalen 1
    • berekenen verbo (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
      • Ahmed berekende mij alle kosten1

Conjugaciones de berekenen:

o.t.t.
  1. bereken
  2. berekent
  3. berekent
  4. berekenen
  5. berekenen
  6. berekenen
o.v.t.
  1. berekende
  2. berekende
  3. berekende
  4. berekenden
  5. berekenden
  6. berekenden
v.t.t.
  1. heb berekend
  2. hebt berekend
  3. heeft berekend
  4. hebben berekend
  5. hebben berekend
  6. hebben berekend
v.v.t.
  1. had berekend
  2. had berekend
  3. had berekend
  4. hadden berekend
  5. hadden berekend
  6. hadden berekend
o.t.t.t.
  1. zal berekenen
  2. zult berekenen
  3. zal berekenen
  4. zullen berekenen
  5. zullen berekenen
  6. zullen berekenen
o.v.t.t.
  1. zou berekenen
  2. zou berekenen
  3. zou berekenen
  4. zouden berekenen
  5. zouden berekenen
  6. zouden berekenen
diversen
  1. bereken!
  2. berekent!
  3. berekend
  4. berekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos alternativos de "berekenen":


Definiciones relacionadas de "berekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
  2. het laten betalen1
    • Ahmed berekende mij alle kosten1

Sinónimos relacionados de berekenen