Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. blijk:
  2. blijken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de blijk en neerlandés

blijk:

blijk [het ~] sustantivo

  1. het blijk
    het bewijs; het teken; het blijk

Palabras relacionadas con "blijk":


blijken:

blijken verbo (blijk, blijkt, bleek, bleken, gebleken)

  1. blijken
    blijken; uitkomen; bewaarheid worden
  2. blijken
    – wat je kunt merken, wat duidelijk is 1
    blijken
    – wat je kunt merken, wat duidelijk is 1
    • blijken verbo (blijk, blijkt, bleek, bleken, gebleken)
      • de jongen bleek goed in wiskunde te zijn1

Conjugaciones de blijken:

o.t.t.
  1. blijk
  2. blijkt
  3. blijkt
  4. blijken
  5. blijken
  6. blijken
o.v.t.
  1. bleek
  2. bleek
  3. bleek
  4. bleken
  5. bleken
  6. bleken
v.t.t.
  1. ben gebleken
  2. bent gebleken
  3. is gebleken
  4. zijn gebleken
  5. zijn gebleken
  6. zijn gebleken
v.v.t.
  1. was gebleken
  2. was gebleken
  3. was gebleken
  4. waren gebleken
  5. waren gebleken
  6. waren gebleken
o.t.t.t.
  1. zal blijken
  2. zult blijken
  3. zal blijken
  4. zullen blijken
  5. zullen blijken
  6. zullen blijken
o.v.t.t.
  1. zou blijken
  2. zou blijken
  3. zou blijken
  4. zouden blijken
  5. zouden blijken
  6. zouden blijken
diversen
  1. blijk!
  2. blijkt!
  3. gebleken
  4. blijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "blijken":


Antónimos de "blijken":


Definiciones relacionadas de "blijken":

  1. wat je kunt merken, wat duidelijk is1
    • de jongen bleek goed in wiskunde te zijn1