Neerlandés

Sinónimos detallados de blikken en neerlandés

blikken:

blikken [de ~] sustantivo, plural

  1. de blikken
    de blikken; oogopslagen

blikken verbo (blik, blikt, blikte, blikten, geblikt)

  1. blikken
    blikken werpen; blikken

Conjugaciones de blikken:

o.t.t.
  1. blik
  2. blikt
  3. blikt
  4. blikken
  5. blikken
  6. blikken
o.v.t.
  1. blikte
  2. blikte
  3. blikte
  4. blikten
  5. blikten
  6. blikten
v.t.t.
  1. heb geblikt
  2. hebt geblikt
  3. heeft geblikt
  4. hebben geblikt
  5. hebben geblikt
  6. hebben geblikt
v.v.t.
  1. had geblikt
  2. had geblikt
  3. had geblikt
  4. hadden geblikt
  5. hadden geblikt
  6. hadden geblikt
o.t.t.t.
  1. zal blikken
  2. zult blikken
  3. zal blikken
  4. zullen blikken
  5. zullen blikken
  6. zullen blikken
o.v.t.t.
  1. zou blikken
  2. zou blikken
  3. zou blikken
  4. zouden blikken
  5. zouden blikken
  6. zouden blikken
diversen
  1. blik!
  2. blikt!
  3. geblikt
  4. blikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "blikken":


blikken forma de blik:

blik [de ~ (m)] sustantivo

  1. de blik
    de blik; de bus; het blikje; opbergblik; de trommel
  2. de blik
    het conservenblik; de blik
  3. de blik
    het metaal; het tin; de blik
    • metaal [het ~] sustantivo
    • tin [het ~] sustantivo
    • blik [de ~ (m)] sustantivo
  4. de blik
    de oogopslag; de blik

blik [het ~] sustantivo

  1. het blik
    het dun metaal; het blik
  2. het blik
    – bord om vuil op te vegen 1
    het blik
    – bord om vuil op te vegen 1
    • blik [het ~] sustantivo
      • ik veeg de scherven op met stoffer en blik1
  3. het blik
    – geplet staal met laagje tin 1
    het blik
    – geplet staal met laagje tin 1
    • blik [het ~] sustantivo
      • we eten appelmoes uit blik1

blik [de ~ (m)] sustantivo

  1. de blik
    – het kijken 1
    de blik
    – het kijken 1
    • blik [de ~ (m)] sustantivo
      • hij wierp een blik in huis1
  2. de blik
    – manier van kijken 1
    de blik
    – manier van kijken 1
    • blik [de ~ (m)] sustantivo
      • met een boze blik keek hij me aan1

Palabras relacionadas con "blik":


Definiciones relacionadas de "blik":

  1. bord om vuil op te vegen1
    • ik veeg de scherven op met stoffer en blik1
  2. geplet staal met laagje tin1
    • we eten appelmoes uit blik1
  3. het kijken1
    • hij wierp een blik in huis1
  4. manier van kijken1
    • met een boze blik keek hij me aan1

Sinónimos relacionados de blikken