Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bruin:
  2. bruinen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bruin en neerlandés

bruin:

bruin adj.

  1. bruin
  2. bruin
    – kleur van koffie 1
    bruin
    – kleur van koffie 1
    • bruin adj.
      • in de herfst worden de bladeren bruin1

Palabras relacionadas con "bruin":

  • bruiner, bruinere, bruinst, bruinste, bruine

Definiciones relacionadas de "bruin":

  1. kleur van koffie1
    • in de herfst worden de bladeren bruin1

bruinen:

bruinen verbo (bruin, bruint, bruinde, bruinden, gebruind)

  1. bruinen
    bronzen; bruinen
    • bronzen verbo (brons, bronst, bronsde, bronsden, gebronsd)
    • bruinen verbo (bruin, bruint, bruinde, bruinden, gebruind)

Conjugaciones de bruinen:

o.t.t.
  1. bruin
  2. bruint
  3. bruint
  4. bruinen
  5. bruinen
  6. bruinen
o.v.t.
  1. bruinde
  2. bruinde
  3. bruinde
  4. bruinden
  5. bruinden
  6. bruinden
v.t.t.
  1. ben gebruind
  2. bent gebruind
  3. is gebruind
  4. zijn gebruind
  5. zijn gebruind
  6. zijn gebruind
v.v.t.
  1. was gebruind
  2. was gebruind
  3. was gebruind
  4. waren gebruind
  5. waren gebruind
  6. waren gebruind
o.t.t.t.
  1. zal bruinen
  2. zult bruinen
  3. zal bruinen
  4. zullen bruinen
  5. zullen bruinen
  6. zullen bruinen
o.v.t.t.
  1. zou bruinen
  2. zou bruinen
  3. zou bruinen
  4. zouden bruinen
  5. zouden bruinen
  6. zouden bruinen
diversen
  1. bruin!
  2. bruint!
  3. gebruind
  4. bruinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de bruin