Neerlandés

Sinónimos detallados de droppen en neerlandés

droppen:

droppen [het ~] sustantivo

  1. het droppen
    het droppen

droppen verbo (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)

  1. droppen
    afzetten; droppen; ergens loslaten
  2. droppen
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen verbo (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen verbo (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen verbo (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen verbo (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen verbo (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen verbo (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen verbo (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)
  3. droppen
    druipen; druppels laten vallen; druppen; droppen; druppelen
    • druipen verbo (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen verbo (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • droppen verbo (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druppelen verbo (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
  4. droppen
    – neerzetten en achterlaten 1
    droppen
    – neerzetten en achterlaten 1
    • droppen verbo (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
      • kan ik mijn kinderen even bij je droppen?1
  5. droppen
    – uit een vliegtuig gooien 1
    droppen
    – uit een vliegtuig gooien 1
    • droppen verbo (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
      • de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied1

Conjugaciones de droppen:

o.t.t.
  1. drop
  2. dropt
  3. dropt
  4. droppen
  5. droppen
  6. droppen
o.v.t.
  1. dropte
  2. dropte
  3. dropte
  4. dropten
  5. dropten
  6. dropten
v.t.t.
  1. heb gedropt
  2. hebt gedropt
  3. heeft gedropt
  4. hebben gedropt
  5. hebben gedropt
  6. hebben gedropt
v.v.t.
  1. had gedropt
  2. had gedropt
  3. had gedropt
  4. hadden gedropt
  5. hadden gedropt
  6. hadden gedropt
o.t.t.t.
  1. zal droppen
  2. zult droppen
  3. zal droppen
  4. zullen droppen
  5. zullen droppen
  6. zullen droppen
o.v.t.t.
  1. zou droppen
  2. zou droppen
  3. zou droppen
  4. zouden droppen
  5. zouden droppen
  6. zouden droppen
en verder
  1. ben gedropt
  2. bent gedropt
  3. is gedropt
  4. zijn gedropt
  5. zijn gedropt
  6. zijn gedropt
diversen
  1. drop!
  2. dropt!
  3. gedropt
  4. droppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "droppen":


Definiciones relacionadas de "droppen":

  1. neerzetten en achterlaten1
    • kan ik mijn kinderen even bij je droppen?1
  2. uit een vliegtuig gooien1
    • de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied1

droppen forma de drop:

drop [de ~ (m)] sustantivo

  1. de drop
    de drop; de druppel
    • drop [de ~ (m)] sustantivo
    • druppel [de ~ (m)] sustantivo

drop [de ~ (m)] sustantivo

  1. de drop
    – zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 1
    de drop
    – zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is 1
    • drop [de ~ (m)] sustantivo
      • zij eet de hele dag drop1

Palabras relacionadas con "drop":


Definiciones relacionadas de "drop":

  1. zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is1
    • zij eet de hele dag drop1