Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. haak:
  2. haken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de haak en neerlandés

haak:

haak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de haak
    de haak; ophanghaak
  2. de haak
    de haak; de tekenhaak
  3. de haak
    – omgebogen voorwerp waar je iets aan kunt hangen 1
    de haak
    – omgebogen voorwerp waar je iets aan kunt hangen 1
    • haak [de ~ (m)] sustantivo
      • hang je jas maar op de haak van de kapstok1

Palabras relacionadas con "haak":


Definiciones relacionadas de "haak":

  1. omgebogen voorwerp waar je iets aan kunt hangen1
    • hang je jas maar op de haak van de kapstok1

haak forma de haken:

haken verbo (haak, haakt, haakte, haakten, gehaakt)

  1. haken
    haken
    • haken verbo (haak, haakt, haakte, haakten, gehaakt)

Conjugaciones de haken:

o.t.t.
  1. haak
  2. haakt
  3. haakt
  4. haken
  5. haken
  6. haken
o.v.t.
  1. haakte
  2. haakte
  3. haakte
  4. haakten
  5. haakten
  6. haakten
v.t.t.
  1. heb gehaakt
  2. hebt gehaakt
  3. heeft gehaakt
  4. hebben gehaakt
  5. hebben gehaakt
  6. hebben gehaakt
v.v.t.
  1. had gehaakt
  2. had gehaakt
  3. had gehaakt
  4. hadden gehaakt
  5. hadden gehaakt
  6. hadden gehaakt
o.t.t.t.
  1. zal haken
  2. zult haken
  3. zal haken
  4. zullen haken
  5. zullen haken
  6. zullen haken
o.v.t.t.
  1. zou haken
  2. zou haken
  3. zou haken
  4. zouden haken
  5. zouden haken
  6. zouden haken
en verder
  1. ben gehaakt
  2. bent gehaakt
  3. is gehaakt
  4. zijn gehaakt
  5. zijn gehaakt
  6. zijn gehaakt
diversen
  1. haak!
  2. haakt!
  3. gehaakt
  4. hakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

haken [de ~] sustantivo, plural

  1. de haken
    de haken; de tekenhaken

haken [het ~] sustantivo

  1. het haken
    aanhaken; het haken

Palabras relacionadas con "haken":