Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. instuderen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de instuderen en neerlandés

instuderen:

instuderen verbo (studeer in, studeert in, studeerde in, studeerden in, ingestudeerd)

  1. instuderen
    leren; instuderen
    • leren verbo (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • instuderen verbo (studeer in, studeert in, studeerde in, studeerden in, ingestudeerd)

Conjugaciones de instuderen:

o.t.t.
  1. studeer in
  2. studeert in
  3. studeert in
  4. studeren in
  5. studeren in
  6. studeren in
o.v.t.
  1. studeerde in
  2. studeerde in
  3. studeerde in
  4. studeerden in
  5. studeerden in
  6. studeerden in
v.t.t.
  1. heb ingestudeerd
  2. hebt ingestudeerd
  3. heeft ingestudeerd
  4. hebben ingestudeerd
  5. hebben ingestudeerd
  6. hebben ingestudeerd
v.v.t.
  1. had ingestudeerd
  2. had ingestudeerd
  3. had ingestudeerd
  4. hadden ingestudeerd
  5. hadden ingestudeerd
  6. hadden ingestudeerd
o.t.t.t.
  1. zal instuderen
  2. zult instuderen
  3. zal instuderen
  4. zullen instuderen
  5. zullen instuderen
  6. zullen instuderen
o.v.t.t.
  1. zou instuderen
  2. zou instuderen
  3. zou instuderen
  4. zouden instuderen
  5. zouden instuderen
  6. zouden instuderen
en verder
  1. is ingestudeerd
diversen
  1. studeer in!
  2. studeert in!
  3. ingestudeerd
  4. instuderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze