Neerlandés

Sinónimos detallados de klink en neerlandés

klink:

klink [de ~] sustantivo

  1. de klink
    de klink; de kruk; de hendel; de deurklink
  2. de klink
    de inklinking; de klink; inklinking van bout

Palabras relacionadas con "klink":


klink forma de klinken:

klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)

  1. klinken
    klinken; klank voortbrengen
    luiden
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    • luiden verbo (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)
      • de klok luidt1
  2. klinken
    vastnagelen; spijkeren; klinken; timmeren; vastspijkeren; vastslaan
    • vastnagelen verbo (nagel vast, nagelt vast, nagelde vast, nagelden vast, vastgenageld)
    • spijkeren verbo (spijker, spijkert, spijkerde, spijkerden, gepsijkerd)
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
    • timmeren verbo (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • vastspijkeren verbo (spijker vast, spijkert vast, spijkerde vast, spijkerden vast, vastgespijkerd)
    • vastslaan verbo
  3. klinken
    vastklinken; klinken
    • vastklinken verbo (klink vast, klinkt vast, klonk vast, klonken vast, vastgeklonken)
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
  4. klinken
    – een geluid laten horen 1
    klinken
    – een geluid laten horen 1
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
      • zijn stem klinkt verkouden1
  5. klinken
    – eraan vastmaken 1
    klinken
    – eraan vastmaken 1
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
      • de platen werden aan elkaar geklonken1
  6. klinken
    – je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen 1
    klinken
    – je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen 1
    • klinken verbo (klink, klinkt, klonk, klonken, geklonken)
      • om 12 uur klonken we met elkaar1

Conjugaciones de klinken:

o.t.t.
  1. klink
  2. klinkt
  3. klinkt
  4. klinken
  5. klinken
  6. klinken
o.v.t.
  1. klonk
  2. klonk
  3. klonk
  4. klonken
  5. klonken
  6. klonken
v.t.t.
  1. heb geklonken
  2. hebt geklonken
  3. heeft geklonken
  4. hebben geklonken
  5. hebben geklonken
  6. hebben geklonken
v.v.t.
  1. had geklonken
  2. had geklonken
  3. had geklonken
  4. hadden geklonken
  5. hadden geklonken
  6. hadden geklonken
o.t.t.t.
  1. zal klinken
  2. zult klinken
  3. zal klinken
  4. zullen klinken
  5. zullen klinken
  6. zullen klinken
o.v.t.t.
  1. zou klinken
  2. zou klinken
  3. zou klinken
  4. zouden klinken
  5. zouden klinken
  6. zouden klinken
diversen
  1. klink!
  2. klinkt!
  3. geklonken
  4. klinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "klinken":


Sinónimos alternativos de "klinken":


Definiciones relacionadas de "klinken":

  1. een geluid laten horen1
    • zijn stem klinkt verkouden1
  2. eraan vastmaken1
    • de platen werden aan elkaar geklonken1
  3. je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen1
    • om 12 uur klonken we met elkaar1