Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de luisteren en neerlandés

luisteren:

luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)

  1. luisteren
    luisteren; beluisteren
    • luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • beluisteren verbo (beluister, beluistert, beluisterde, beluisterden, beluisterd)
  2. luisteren
    luisteren; aanhoren; toehoren
    • luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • aanhoren verbo (hoor aan, hoort aan, hoorde aan, hoorden aan, aangehoord)
    • toehoren verbo (hoor toe, hoort toe, hoorde toe, hoorden toe, toegehoord)
  3. luisteren
    gehoorzamen; luisteren
    • gehoorzamen verbo (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
    • luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
  4. luisteren
    – hem gehoorzamen 1
    luisteren
    – hem gehoorzamen 1
    • luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
      • die kinderen willen niet luisteren1
  5. luisteren
    – je aandacht erop richten om het te horen 1
    luisteren
    – je aandacht erop richten om het te horen 1
    • luisteren verbo (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
      • ik luister naar de radio1

Conjugaciones de luisteren:

o.t.t.
  1. luister
  2. luistert
  3. luistert
  4. luisteren
  5. luisteren
  6. luisteren
o.v.t.
  1. luisterde
  2. luisterde
  3. luisterde
  4. luisterden
  5. luisterden
  6. luisterden
v.t.t.
  1. heb geluisterd
  2. hebt geluisterd
  3. heeft geluisterd
  4. hebben geluisterd
  5. hebben geluisterd
  6. hebben geluisterd
v.v.t.
  1. had geluisterd
  2. had geluisterd
  3. had geluisterd
  4. hadden geluisterd
  5. hadden geluisterd
  6. hadden geluisterd
o.t.t.t.
  1. zal luisteren
  2. zult luisteren
  3. zal luisteren
  4. zullen luisteren
  5. zullen luisteren
  6. zullen luisteren
o.v.t.t.
  1. zou luisteren
  2. zou luisteren
  3. zou luisteren
  4. zouden luisteren
  5. zouden luisteren
  6. zouden luisteren
diversen
  1. luister!
  2. luistert!
  3. geluisterd
  4. luisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

luisteren [znw.] sustantivo

  1. luisteren
    luisteren

Palabras relacionadas con "luisteren":


Definiciones relacionadas de "luisteren":

  1. hem gehoorzamen1
    • die kinderen willen niet luisteren1
  2. je aandacht erop richten om het te horen1
    • ik luister naar de radio1

luister:

luister [de ~ (m)] sustantivo

  1. de luister
    de pracht; de glans; de luister; de praal; de pronk
  2. de luister
    de luister; schitteren; de glans

Palabras relacionadas con "luister":


Sinónimos relacionados de luisteren