Neerlandés

Sinónimos detallados de maf en neerlandés

maf:

maf [de ~ (m)] sustantivo

  1. de maf
    – waar je om moet lachen 1
    gek; de maf
    – waar je om moet lachen 1
    • gek adj.
      • die Bahattin is zo'n gekke vent!1
    • maf [de ~ (m)] sustantivo
      • dat is een maf verhaal1
  2. de maf
    – wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is 1
    de gek; de maf; getikt
    – wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is 1
    • gek [de ~ (m)] sustantivo
      • in die inrichting zitten allemaal gekken1
    • maf [de ~ (m)] sustantivo
      • deze leraar is een beetje maf1
    • getikt adj.
      • doe niet zo getikt!1

Sinónimos alternativos de "maf":


Antónimos de "maf":


Definiciones relacionadas de "maf":

  1. waar je om moet lachen1
    • dat is een maf verhaal1
  2. wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is1
    • deze leraar is een beetje maf1

maffen:

maffen verbo (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

  1. maffen
    slapen; meuren; pitten; maffen
    • slapen verbo (slaap, slaapt, sliep, sliepen, geslapen)
    • meuren verbo (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • pitten verbo (pit, pitte, pitten, gepit)
    • maffen verbo (maf, maft, mafte, maften, gemaft)

Conjugaciones de maffen:

o.t.t.
  1. maf
  2. maft
  3. maft
  4. maffen
  5. maffen
  6. maffen
o.v.t.
  1. mafte
  2. mafte
  3. mafte
  4. maften
  5. maften
  6. maften
v.t.t.
  1. heb gemaft
  2. hebt gemaft
  3. heeft gemaft
  4. hebben gemaft
  5. hebben gemaft
  6. hebben gemaft
v.v.t.
  1. had gemaft
  2. had gemaft
  3. had gemaft
  4. hadden gemaft
  5. hadden gemaft
  6. hadden gemaft
o.t.t.t.
  1. zal maffen
  2. zult maffen
  3. zal maffen
  4. zullen maffen
  5. zullen maffen
  6. zullen maffen
o.v.t.t.
  1. zou maffen
  2. zou maffen
  3. zou maffen
  4. zouden maffen
  5. zouden maffen
  6. zouden maffen
diversen
  1. maf!
  2. maft!
  3. gemaft
  4. maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze