Neerlandés

Sinónimos detallados de meegaand en neerlandés

meegaand:


Palabras relacionadas con "meegaand":


meegaan:

meegaan verbo (ga mee, gaat mee, ging mee, gingen mee, meegegaan)

  1. meegaan
    begeleiden; chaperonneren; vergezellen; volgen; meegaan; geleiden; escorteren; meelopen
    • begeleiden verbo (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • chaperonneren verbo (chaperonneer, chaperonneert, chaperonneerde, chaperonneerden, gechaperonneerd)
    • vergezellen verbo (vergezel, vergezelt, vergezelde, vergezelden, vergezeld)
    • volgen verbo (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • meegaan verbo (ga mee, gaat mee, ging mee, gingen mee, meegegaan)
    • geleiden verbo (geleid, geleidt, geleidde, geleidden, geleid)
    • escorteren verbo (escorteer, escorteert, escorteerde, escorteerden, geëscorteerd)
    • meelopen verbo (loop mee, loopt mee, liep mee, liepen mee, meegelopen)
  2. meegaan
    – je met die andere(n) verplaatsen of voortbewegen 1
    meegaan
    – je met die andere(n) verplaatsen of voortbewegen 1
    • meegaan verbo (ga mee, gaat mee, ging mee, gingen mee, meegegaan)
      • de tolk gaat mee naar de dokter1

Conjugaciones de meegaan:

o.t.t.
  1. ga mee
  2. gaat mee
  3. gaat mee
  4. gaan mee
  5. gaan mee
  6. gaan mee
o.v.t.
  1. ging mee
  2. ging mee
  3. ging mee
  4. gingen mee
  5. gingen mee
  6. gingen mee
v.t.t.
  1. ben meegegaan
  2. bent meegegaan
  3. is meegegaan
  4. zijn meegegaan
  5. zijn meegegaan
  6. zijn meegegaan
v.v.t.
  1. was meegegaan
  2. was meegegaan
  3. was meegegaan
  4. waren meegegaan
  5. waren meegegaan
  6. waren meegegaan
o.t.t.t.
  1. zal meegaan
  2. zult meegaan
  3. zal meegaan
  4. zullen meegaan
  5. zullen meegaan
  6. zullen meegaan
o.v.t.t.
  1. zou meegaan
  2. zou meegaan
  3. zou meegaan
  4. zouden meegaan
  5. zouden meegaan
  6. zouden meegaan
diversen
  1. ga mee!
  2. gaat mee!
  3. meegegaan
  4. meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "meegaan":

  1. je met die andere(n) verplaatsen of voortbewegen1
    • de tolk gaat mee naar de dokter1