Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. meeleven:


Neerlandés

Sinónimos detallados de meeleven en neerlandés

meeleven:

meeleven verbo (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)

  1. meeleven
    inleven; voelen; meeleven; invoelen
    • inleven verbo (leef in, leeft in, leefde in, leefden in, ingeleefd)
    • voelen verbo (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • meeleven verbo (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
    • invoelen verbo (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)
  2. meeleven
    meevoelen; meeleven
    • meevoelen verbo (voel mee, voelt mee, voelde mee, voelden mee, meegevoeld)
    • meeleven verbo (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)
  3. meeleven
    medeleven; meeleven
    • medeleven verbo (leef mede, leeft mede, leefde mede, leefden mede, medegeleefd)
    • meeleven verbo (leef mee, leeft mee, leefde mee, leefden mee, meegeleefd)

Conjugaciones de meeleven:

o.t.t.
  1. leef mee
  2. leeft mee
  3. leeft mee
  4. leven mee
  5. leven mee
  6. leven mee
o.v.t.
  1. leefde mee
  2. leefde mee
  3. leefde mee
  4. leefden mee
  5. leefden mee
  6. leefden mee
v.t.t.
  1. heb meegeleefd
  2. hebt meegeleefd
  3. heeft meegeleefd
  4. hebben meegeleefd
  5. hebben meegeleefd
  6. hebben meegeleefd
v.v.t.
  1. had meegeleefd
  2. had meegeleefd
  3. had meegeleefd
  4. hadden meegeleefd
  5. hadden meegeleefd
  6. hadden meegeleefd
o.t.t.t.
  1. zal meeleven
  2. zult meeleven
  3. zal meeleven
  4. zullen meeleven
  5. zullen meeleven
  6. zullen meeleven
o.v.t.t.
  1. zou meeleven
  2. zou meeleven
  3. zou meeleven
  4. zouden meeleven
  5. zouden meeleven
  6. zouden meeleven
diversen
  1. leef mee!
  2. leeft mee!
  3. meegeleefd
  4. meelevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

meeleven [znw.] sustantivo

  1. meeleven
    meeleven