Neerlandés

Sinónimos detallados de omkeren en neerlandés

omkeren:

omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)

  1. omkeren
    omkeren; iets omdraaien
  2. omkeren
    terugkomen; retourneren; omkeren; terugkeren
    • terugkomen verbo (kom terug, komt terug, kwam terug, kwamen terug, teruggekomen)
    • retourneren verbo (retourneer, retourneert, retourneerde, retourneerden, geretourneerd)
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • terugkeren verbo (keer terug, keert terug, keerde terug, keerden terug, teruggekeerd)
  3. omkeren
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan verbo (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren verbo (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  4. omkeren
    omslaan; ombladeren; omkeren
    • omslaan verbo (sla om, slaat om, sloeg om, sloegen om, omgeslagen)
    • ombladeren verbo (blader om, bladert om, bladerde om, bladerden om, omgebladerd)
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
  5. omkeren
    omkeren
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
  6. omkeren
    – het in tegenovergestelde richting brengen 1
    keren; omdraaien; omkeren
    – het in tegenovergestelde richting brengen 1
    • keren verbo (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
      • ik heb de auto gekeerd1
    • omdraaien verbo (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • hij draait zijn hoofd om1
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • zij heeft de pan met aardappels omgekeerd1
  7. omkeren
    – in tegengestelde richting gaan 1
    keren; omdraaien; omkeren
    – in tegengestelde richting gaan 1
    • keren verbo (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
      • ik ben gekeerd en teruggereden1
    • omdraaien verbo (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • halverwege zijn we omgedraaid1
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • op weg naar zijn werk is hij omgekeerd1
  8. omkeren
    – je lichaam op een andere kant leggen 1
    omdraaien; omkeren
    – je lichaam op een andere kant leggen 1
    • omdraaien verbo (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
      • hij draait zich steeds om in bed1
    • omkeren verbo (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
      • zij heeft zich in bed omgekeerd1

Conjugaciones de omkeren:

o.t.t.
  1. keer om
  2. keert om
  3. keert om
  4. keren om
  5. keren om
  6. keren om
o.v.t.
  1. keerde om
  2. keerde om
  3. keerde om
  4. keerden om
  5. keerden om
  6. keerden om
v.t.t.
  1. ben omgekeerd
  2. bent omgekeerd
  3. is omgekeerd
  4. zijn omgekeerd
  5. zijn omgekeerd
  6. zijn omgekeerd
v.v.t.
  1. was omgekeerd
  2. was omgekeerd
  3. was omgekeerd
  4. waren omgekeerd
  5. waren omgekeerd
  6. waren omgekeerd
o.t.t.t.
  1. zal omkeren
  2. zult omkeren
  3. zal omkeren
  4. zullen omkeren
  5. zullen omkeren
  6. zullen omkeren
o.v.t.t.
  1. zou omkeren
  2. zou omkeren
  3. zou omkeren
  4. zouden omkeren
  5. zouden omkeren
  6. zouden omkeren
diversen
  1. keer om!
  2. keert om!
  3. omgekeerd
  4. omkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "omkeren":


Sinónimos alternativos de "omkeren":


Definiciones relacionadas de "omkeren":

  1. het in tegenovergestelde richting brengen1
    • zij heeft de pan met aardappels omgekeerd1
  2. in tegengestelde richting gaan1
    • op weg naar zijn werk is hij omgekeerd1
  3. je lichaam op een andere kant leggen1
    • zij heeft zich in bed omgekeerd1

omkeer:

omkeer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de omkeer
    de omslag; de ommekeer; de ombuiging; de keer; de omkeer; de ommezwaai; de kentering
  2. de omkeer
    de wijziging; de verandering; de transformatie; de omschakeling; omwisselen; de hervorming; wijzigen; veranderen; de wending; de omkeer

Palabras relacionadas con "omkeer":