Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. strijken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de strijken en neerlandés

strijken:

strijken verbo (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)

  1. strijken
    strijken; gladstrijken
    • strijken verbo (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
    • gladstrijken verbo (strijk glad, strijkt glad, strijkte glad, strijkten glad, gladgestreken)
  2. strijken
    – er zachtjes overheen gaan 1
    strijken
    – er zachtjes overheen gaan 1
    • strijken verbo (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
      • ik streek met mijn hand langs zijn wang1
  3. strijken
    – glad maken met een heet ijzer 1
    strijken
    – glad maken met een heet ijzer 1
    • strijken verbo (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
      • dit overhemd moet gestreken worden1
  4. strijken
    – laten zakken 1
    strijken
    – laten zakken 1
    • strijken verbo (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
      • vanwege de harde wind moesten we de zeilen strijken1

Conjugaciones de strijken:

o.t.t.
  1. strijk
  2. strijkt
  3. strijkt
  4. strijken
  5. strijken
  6. strijken
o.v.t.
  1. streek
  2. streek
  3. streek
  4. streken
  5. streken
  6. streken
v.t.t.
  1. heb gestreken
  2. hebt gestreken
  3. heeft gestreken
  4. hebben gestreken
  5. hebben gestreken
  6. hebben gestreken
v.v.t.
  1. had gestreken
  2. had gestreken
  3. had gestreken
  4. hadden gestreken
  5. hadden gestreken
  6. hadden gestreken
o.t.t.t.
  1. zal strijken
  2. zult strijken
  3. zal strijken
  4. zullen strijken
  5. zullen strijken
  6. zullen strijken
o.v.t.t.
  1. zou strijken
  2. zou strijken
  3. zou strijken
  4. zouden strijken
  5. zouden strijken
  6. zouden strijken
en verder
  1. ben gestreken
  2. bent gestreken
  3. is gestreken
  4. zijn gestreken
  5. zijn gestreken
  6. zijn gestreken
diversen
  1. strijk!
  2. strijkt!
  3. gestreken
  4. strijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "strijken":

  1. er zachtjes overheen gaan1
    • ik streek met mijn hand langs zijn wang1
  2. glad maken met een heet ijzer1
    • dit overhemd moet gestreken worden1
  3. laten zakken1
    • vanwege de harde wind moesten we de zeilen strijken1