Neerlandés

Sinónimos detallados de tap en neerlandés

tap:

tap [de ~ (m)] sustantivo

  1. de tap
    de bar; de spon; de tapkast; drankbuffet; de tap; de toog; het buffet

Palabras relacionadas con "tap":


tap forma de tappen:

tappen verbo (tap, tapt, tapte, tapten, getapt)

  1. tappen
    tappen; aftappen
    • tappen verbo (tap, tapt, tapte, tapten, getapt)
    • aftappen verbo (tap af, tapt af, tapte af, tapten af, afgetapt)
  2. tappen
    biertappen; tappen
  3. tappen
    bijgieten; serveren; inschenken; tappen; intappen; schenken
    • bijgieten verbo (giet bij, goot bij, goten bij, bijgegoten)
    • serveren verbo (serveer, serveert, serveerde, serveerden, geserveerd)
    • inschenken verbo (schenk in, schenkt in, schonk in, schonken in, ingeschonken)
    • tappen verbo (tap, tapt, tapte, tapten, getapt)
    • intappen verbo
    • schenken verbo (schenk, schenkt, schonk, schonken, geschonken)

Conjugaciones de tappen:

o.t.t.
  1. tap
  2. tapt
  3. tapt
  4. tappen
  5. tappen
  6. tappen
o.v.t.
  1. tapte
  2. tapte
  3. tapte
  4. tapten
  5. tapten
  6. tapten
v.t.t.
  1. heb getapt
  2. hebt getapt
  3. heeft getapt
  4. hebben getapt
  5. hebben getapt
  6. hebben getapt
v.v.t.
  1. had getapt
  2. had getapt
  3. had getapt
  4. hadden getapt
  5. hadden getapt
  6. hadden getapt
o.t.t.t.
  1. zal tappen
  2. zult tappen
  3. zal tappen
  4. zullen tappen
  5. zullen tappen
  6. zullen tappen
o.v.t.t.
  1. zou tappen
  2. zou tappen
  3. zou tappen
  4. zouden tappen
  5. zouden tappen
  6. zouden tappen
en verder
  1. ben getapt
  2. bent getapt
  3. is getapt
  4. zijn getapt
  5. zijn getapt
  6. zijn getapt
diversen
  1. tap!
  2. tapt!
  3. getapt
  4. tappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tappen [de ~] sustantivo, plural

  1. de tappen
    de kranen; de tappen
    • kranen [de ~] sustantivo, plural
    • tappen [de ~] sustantivo, plural

Palabras relacionadas con "tappen":