Neerlandés

Sinónimos detallados de vat en neerlandés

vat:

vat [de ~ (m)] sustantivo

  1. de vat
    de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
    • vat [de ~ (m)] sustantivo
    • barrel [de ~ (m)] sustantivo
    • ton [de ~] sustantivo
    • fust [het ~] sustantivo
    • bak [de ~ (m)] sustantivo
    • emmer [de ~ (m)] sustantivo
    • pot [de ~ (m)] sustantivo
    • teil [de ~] sustantivo
    • kuip [de ~] sustantivo
  2. de vat
    – ding waar je iets in kunt doen 1
    de vat
    – ding waar je iets in kunt doen 1
    • vat [de ~ (m)] sustantivo
      • geef je het zoutvaatje even door?1
  3. de vat
    – ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren 1
    de vat
    – ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren 1
    • vat [de ~ (m)] sustantivo
      • deze zuurkool komt uit het vat1

Palabras relacionadas con "vat":


Definiciones relacionadas de "vat":

  1. ding waar je iets in kunt doen1
    • geef je het zoutvaatje even door?1
  2. ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren1
    • deze zuurkool komt uit het vat1

vatten:

vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)

  1. vatten
    gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden verbo (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)
    • arresteren verbo (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • in hechtenis nemen verbo (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
    • oppakken verbo (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen verbo (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  2. vatten
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen verbo (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken verbo (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen verbo (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken verbo (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen verbo (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  3. vatten
    grijpen; beetgrijpen; vastgrijpen; beetnemen; beetpakken; aanpakken; vatten; vastpakken; vastnemen
    • grijpen verbo (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • beetgrijpen verbo
    • vastgrijpen verbo (grijp vast, grijpt vast, greep vast, grepen vast, vastgegrepen)
    • beetnemen verbo (neem beet, neemt beet, nam beet, namen beet, beetgenomen)
    • beetpakken verbo (pak beet, pakt beet, pakte beet, pakten beet, beetgepakt)
    • aanpakken verbo (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
    • vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)
    • vastpakken verbo (pak vast, pakt vast, pakte vast, pakten vast, vastgepakt)
    • vastnemen verbo (neem vast, neemt vast, nam vast, namen vast, vastgenomen)
  4. vatten
    – het kunnen volgen met je verstand 1
    begrijpen; verstaan; snappen; vatten
    – het kunnen volgen met je verstand 1
    • begrijpen verbo (begrijp, begrijpt, begreep, begrepen, begrepen)
      • ik begrijp niet waarom hij dat doet1
    • verstaan verbo (versta, verstaat, verstond, verstonden, verstaan)
      • ik versta geen Engels1
    • snappen verbo (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
      • ik snap niet wat je zegt1
    • vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)
      • ik kan jou niet vatten1
  5. vatten
    – vastpakken 1
    vatten
    – vastpakken 1
    • vatten verbo (vat, vatte, vatten, gevat)
      • ik vatte hem in zijn kraag1

Conjugaciones de vatten:

o.t.t.
  1. vat
  2. vat
  3. vat
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
o.v.t.
  1. vatte
  2. vatte
  3. vatte
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
v.t.t.
  1. heb gevat
  2. hebt gevat
  3. heeft gevat
  4. hebben gevat
  5. hebben gevat
  6. hebben gevat
v.v.t.
  1. had gevat
  2. had gevat
  3. had gevat
  4. hadden gevat
  5. hadden gevat
  6. hadden gevat
o.t.t.t.
  1. zal vatten
  2. zult vatten
  3. zal vatten
  4. zullen vatten
  5. zullen vatten
  6. zullen vatten
o.v.t.t.
  1. zou vatten
  2. zou vatten
  3. zou vatten
  4. zouden vatten
  5. zouden vatten
  6. zouden vatten
en verder
  1. ben gevat
  2. bent gevat
  3. is gevat
  4. zijn gevat
  5. zijn gevat
  6. zijn gevat
diversen
  1. vat!
  2. vat!
  3. gevat
  4. vattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vatten [znw.] sustantivo

  1. vatten
    begrijpen; het snappen; vatten

Palabras relacionadas con "vatten":


Sinónimos alternativos de "vatten":


Definiciones relacionadas de "vatten":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik kan jou niet vatten1
  2. vastpakken1
    • ik vatte hem in zijn kraag1

Sinónimos relacionados de vat