Neerlandés

Sinónimos detallados de winnen en neerlandés

winnen:

winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)

  1. winnen
    winnen; overwinnen; te boven komen; verslaan
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
    • overwinnen verbo (overwin, overwint, overwon, overwonnen, overwonnen)
    • te boven komen verbo (kom te boven, komt te boven, kwam te boven, kwamen te boven, te boven gekomen)
    • verslaan verbo (versla, verslaat, versloeg, versloegen, verslagen)
  2. winnen
    winnen; de overwinning behalen; zegevieren
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
    • de overwinning behalen verbo (behaal de overwinning, behaalt de overwinning, behaalde de overwinning, behaalden de overwinning, de overwinning behaald)
    • zegevieren verbo (zegevier, zegeviert, zegevierde, zegevierden, gezegevierd)
  3. winnen
    verkrijgen; behalen; winnen
    • verkrijgen verbo (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • behalen verbo (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
  4. winnen
    – de beste zijn, de meeste punten halen 1
    winnen; kloppen
    – de beste zijn, de meeste punten halen 1
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
      • Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen1
    • kloppen verbo (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
      • in de laatste wedstrijd werden we geklopt1
  5. winnen
    – het ergens uit halen 1
    winnen
    – het ergens uit halen 1
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
      • zout wordt uit de grond gewonnen1

Conjugaciones de winnen:

o.t.t.
  1. win
  2. wint
  3. wint
  4. winnen
  5. winnen
  6. winnen
o.v.t.
  1. won
  2. won
  3. won
  4. wonnen
  5. wonnen
  6. wonnen
v.t.t.
  1. heb gewonnen
  2. hebt gewonnen
  3. heeft gewonnen
  4. hebben gewonnen
  5. hebben gewonnen
  6. hebben gewonnen
v.v.t.
  1. had gewonnen
  2. had gewonnen
  3. had gewonnen
  4. hadden gewonnen
  5. hadden gewonnen
  6. hadden gewonnen
o.t.t.t.
  1. zal winnen
  2. zult winnen
  3. zal winnen
  4. zullen winnen
  5. zullen winnen
  6. zullen winnen
o.v.t.t.
  1. zou winnen
  2. zou winnen
  3. zou winnen
  4. zouden winnen
  5. zouden winnen
  6. zouden winnen
diversen
  1. win!
  2. wint!
  3. gewonnen
  4. winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos alternativos de "winnen":


Antónimos de "winnen":


Definiciones relacionadas de "winnen":

  1. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen1
  2. het ergens uit halen1
    • zout wordt uit de grond gewonnen1

Sinónimos relacionados de winnen