Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. dokken:
  2. dok:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dokken de neerlandés a sueco

dokken:

dokken [het ~] sustantivo

  1. het dokken (betalen; voldoen)
    betalning; avbetalning

dokken verbo (dok, dokt, dokte, dokten, gedokt)

  1. dokken (betalen; afrekenen)
    betala; avbetala; erlägga
    • betala verbo (betalar, betalade, betalat)
    • avbetala verbo (avbetalar, avbetalade, avbetalat)
    • erlägga verbo (erlägger, erlade, erlagt)
  2. dokken
    docka

Conjugaciones de dokken:

o.t.t.
  1. dok
  2. dokt
  3. dokt
  4. dokken
  5. dokken
  6. dokken
o.v.t.
  1. dokte
  2. dokte
  3. dokte
  4. dokten
  5. dokten
  6. dokten
v.t.t.
  1. heb gedokt
  2. hebt gedokt
  3. heeft gedokt
  4. hebben gedokt
  5. hebben gedokt
  6. hebben gedokt
v.v.t.
  1. had gedokt
  2. had gedokt
  3. had gedokt
  4. hadden gedokt
  5. hadden gedokt
  6. hadden gedokt
o.t.t.t.
  1. zal dokken
  2. zult dokken
  3. zal dokken
  4. zullen dokken
  5. zullen dokken
  6. zullen dokken
o.v.t.t.
  1. zou dokken
  2. zou dokken
  3. zou dokken
  4. zouden dokken
  5. zouden dokken
  6. zouden dokken
en verder
  1. is gedokt
  2. zijn gedokt
diversen
  1. dok!
  2. dokt!
  3. gedokt
  4. dokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dokken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
avbetalning betalen; dokken; voldoen afbetalen; afbetaling; aflossen; afrekening; vereffening; verrekening
betalning betalen; dokken; voldoen afrekening; afrekening in het criminele circuit; arbeidsloon; betaling; bezoldiging; gage; genoegdoening; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; nettolading; salaris; soldij; traktement; uitbetaling; verdienste; volstorten; volstorting; wedde
docka dok; ledenpop; marionet; pop; speelpop; willoos persoon
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avbetala afrekenen; betalen; dokken afbetalen; afrekenen; vereffenen; verrekenen
betala afrekenen; betalen; dokken bekopen; bekostigen; besteden; betalen; lonen; spenderen; uitgeven; voldoen; zich kwijten
docka dokken koppelen
erlägga afrekenen; betalen; dokken

Palabras relacionadas con "dokken":


Wiktionary: dokken


Cross Translation:
FromToVia
dokken betala; erlägga payer — Donner de l’argent pour un bien ou un service

dok:

dok [de ~] sustantivo

  1. de dok
    docka; hamnbassäng; skeppsdocka

Translation Matrix for dok:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
docka dok ledenpop; marionet; pop; speelpop; willoos persoon
hamnbassäng dok beklaagdenbank; beklaagdenbankje
skeppsdocka dok beklaagdenbank; beklaagdenbankje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
docka dokken; koppelen

Palabras relacionadas con "dok":


Wiktionary: dok


Cross Translation:
FromToVia
dok docka; skeppsdocka DockSchiffbau: gemauertes Becken oder schwimmender Hohlkörper aus Stahl zur Trockenlegung von Schiffen, an denen Außenarbeiten erforderlich sind