Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. grienen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de grienen de neerlandés a sueco

grienen:

grienen verbo (grien, grient, griende, grienden, gegriend)

  1. grienen (huilen; snotteren; snikken; janken)
    grina; tjuta; lipa
    • grina verbo (grinar, grinade, grinat)
    • tjuta verbo (tjutar, tjutade, tjutat)
    • lipa verbo (lipar, lipade, lipat)

Conjugaciones de grienen:

o.t.t.
  1. grien
  2. grient
  3. grient
  4. grienen
  5. grienen
  6. grienen
o.v.t.
  1. griende
  2. griende
  3. griende
  4. grienden
  5. grienden
  6. grienden
v.t.t.
  1. heb gegriend
  2. hebt gegriend
  3. heeft gegriend
  4. hebben gegriend
  5. hebben gegriend
  6. hebben gegriend
v.v.t.
  1. had gegriend
  2. had gegriend
  3. had gegriend
  4. hadden gegriend
  5. hadden gegriend
  6. hadden gegriend
o.t.t.t.
  1. zal grienen
  2. zult grienen
  3. zal grienen
  4. zullen grienen
  5. zullen grienen
  6. zullen grienen
o.v.t.t.
  1. zou grienen
  2. zou grienen
  3. zou grienen
  4. zouden grienen
  5. zouden grienen
  6. zouden grienen
diversen
  1. grien!
  2. grient!
  3. gegriend
  4. grienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grienen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
lipa jank; snik
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
grina grienen; huilen; janken; snikken; snotteren grijnzen; grijnzend lachen; grimassen; huilen; tranen; tranen afscheiden
lipa grienen; huilen; janken; snikken; snotteren brullen; huilen; janken; krijsen; temen; tranen; tranen afscheiden
tjuta grienen; huilen; janken; snikken; snotteren blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; het uitgillen; huilen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; tranen; tranen afscheiden; uitroepen; uitschreeuwen