Neerlandés

Traducciones detalladas de keur de neerlandés a sueco

keur:

keur [de ~] sustantivo

  1. de keur (elite)
    grädda; elit
  2. de keur (waarborg)
    garanti; säkerhetsbevis
  3. de keur (assortiment; keuze; collectie; sortering)
    urval; sortiment

Translation Matrix for keur:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
elit elite; keur
garanti keur; waarborg borg; cautie; garantie; garantiebewijs; gratis service; onderpand; onderpanden; pand; vrijwaring; waarborg; waarborging; waarborgsom
grädda elite; keur
sortiment assortiment; collectie; keur; keuze; sortering
säkerhetsbevis keur; waarborg
urval assortiment; collectie; keur; keuze; sortering keus; keuze; keuzemogelijkheid; monsterneming; schifting; selectie; sortiment; uitverkoring
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
grädda bakken

Palabras relacionadas con "keur":


Wiktionary: keur


Cross Translation:
FromToVia
keur val; valakt choixaction de choisir.

keur forma de keuren:

keuren verbo (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)

  1. keuren (beproeven; onderzoeken; testen)
    testa; undersöka; kontrollera; kolla; pröva
    • testa verbo (testar, testade, testat)
    • undersöka verbo (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kontrollera verbo (kontrollerar, kontrollerade, kontrollerat)
    • kolla verbo (kollar, kollade, kollat)
    • pröva verbo (prövar, prövade, prövat)
  2. keuren (examineren; controleren; inspecteren; schouwen)
    undersöka; kontrollera; utvärdera; inspektera
    • undersöka verbo (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kontrollera verbo (kontrollerar, kontrollerade, kontrollerat)
    • utvärdera verbo (utvärderar, utvärderade, utvärderat)
    • inspektera verbo (inspekterar, inspekterade, inspekterat)
  3. keuren (proeven; proberen)
    pröva; smaka
    • pröva verbo (prövar, prövade, prövat)
    • smaka verbo (smakar, smakade, smakat)
  4. keuren (monsters nemen; monsteren)
    ta prov
    • ta prov verbo (tar prov, tog prov, tagit prov)

Conjugaciones de keuren:

o.t.t.
  1. keur
  2. keurt
  3. keurt
  4. keuren
  5. keuren
  6. keuren
o.v.t.
  1. keurde
  2. keurde
  3. keurde
  4. keurden
  5. keurden
  6. keurden
v.t.t.
  1. heb gekeurd
  2. hebt gekeurd
  3. heeft gekeurd
  4. hebben gekeurd
  5. hebben gekeurd
  6. hebben gekeurd
v.v.t.
  1. had gekeurd
  2. had gekeurd
  3. had gekeurd
  4. hadden gekeurd
  5. hadden gekeurd
  6. hadden gekeurd
o.t.t.t.
  1. zal keuren
  2. zult keuren
  3. zal keuren
  4. zullen keuren
  5. zullen keuren
  6. zullen keuren
o.v.t.t.
  1. zou keuren
  2. zou keuren
  3. zou keuren
  4. zouden keuren
  5. zouden keuren
  6. zouden keuren
en verder
  1. ben gekeurd
  2. bent gekeurd
  3. is gekeurd
  4. zijn gekeurd
  5. zijn gekeurd
  6. zijn gekeurd
diversen
  1. keur!
  2. keurt!
  3. gekeurd
  4. keurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

keuren [het ~] sustantivo

  1. het keuren (medische keuring)
    undersökning; kontroll; läkarundersökning

Translation Matrix for keuren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
inspektera bezichtigen; bezichtiging
kontroll keuren; medische keuring afstelknop; beheersing; besturingselement; check up; controledienst; inspectie; mate van bekwaamheid; meesterschap; natellen; navorsing; onderhoudsbeurt; onderzoek; voogdij; zeggenschap
kontrollera controleren
läkarundersökning keuren; medische keuring medisch onderzoek
undersökning keuren; medische keuring berechting; controle; enquête; inspectie; keuring; navorsing; ondervraging; onderzoek; overhoring; verkenning
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
inspektera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; inspecteren; kijken; nagaan; nakijken; overzien; schouwen; toeschouwen
kolla beproeven; keuren; onderzoeken; testen controleren; iets opzoeken; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; nagaan; nakijken; nazoeken; opletten; overzien; testen; toetsen; toezien; uitproberen; uittesten
kontrollera beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen bedwingen; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; narekenen; natellen; onder controle hebben; onder gezag brengen; onderwerpen; overhoren; testen; toetsen
pröva beproeven; keuren; onderzoeken; proberen; proeven; testen auditeren; beproeven; op de proef stellen; proeven; smaken
smaka keuren; proberen; proeven proeven; smaken
ta prov keuren; monsteren; monsters nemen
testa beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; controleren; examen afnemen; nagaan; nakijken; op de proef stellen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
undersöka beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren
utvärdera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen

Palabras relacionadas con "keuren":


Wiktionary: keuren


Cross Translation:
FromToVia
keuren pröva; prova prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird
keuren censurera censurer — Traductions à trier suivant le sens
keuren förebrå; förevita; återbetala; återgälda reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)